Programmering van variabelen | Stringfuncties
23.3.3
Variabele tekstinhoud naar numerieke waarden converteren
Met de functie TONUMB kunt u numerieke tekens van een QS-parameter als waarde
van een variabele opslaan. De te converteren waarde mag alleen uit getallen
bestaan. Met de opgeslagen waarde kunt u bijvoorbeeld berekeningen uitvoeren.
In dit voorbeeld wordt de QS-parameter QS11 naar de numerieke parameter Q82
geconverteerd.
37 Q82 = TONUMB ( SRC_QS11 )
23.3.4
Variabele numerieke waarden naar tekstinhoud omzetten
Met de functie TOCHAR kunt u de inhoud van een variabele in een QS-parameter
opslaan. De opgeslagen inhoud kunt u bijvoorbeeld met andere QS-parameters
koppelen.
In dit voorbeeld wordt de inhoud van de numerieke parameter Q50 naar de
stringparameter QS11 verzonden.
37 QS11 = TOCHAR ( DAT+Q50 DECIMALS3 )
23.3.5
Deelstring uit een QS-parameter kopiëren
Met de functie SUBSTR kunt u uit een QS-parameter een definieerbaar bereik in een
andere QS-parameter opslaan. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om de
bestandsnaam uit een absoluut bestandspad te extraheren.
In dit voorbeeld wordt met het syntaxiselement BEG2 vanaf de derde positie,
omdat het tellen vanaf nul begint, en met LEN4 wordt een deelstring van vier tekens
gelezen.
37 QS13 = SUBSTR ( SRC_QS10 BEG2 LEN4 )
23.3.6
Deelstring binnen een QS-parameterinhoud zoeken
Met de functie INSTR kunt u controleren of er zich een bepaalde deelstring
binnen een QS-parameter bevindt. Hiermee kunt u bijvoorbeeld controleren of de
aaneenschakeling van meerdere QS-parameters heeft gewerkt. Voor de controle zijn
twee QS-parameters nodig. De besturing doorzoekt de eerste QS-parameter naar de
inhoud van de tweede QS-parameter.
Wanneer de besturing de te zoeken deelstring niet vindt, slaat de besturing het totale
aantal tekens op in de resultaatparameter.
Als de te zoeken deelstring vaker voorkomt, geeft de besturing de eerste positie door
waar de deelstring is gevonden.
In dit voorbeeld wordt QS10 doorzocht op de in QS13 opgeslagen tekst. De
zoekactie begint vanaf de derde positie. Bij het tellen van de tekens begint u met nul.
37 Q50 = INSTR ( SRC_QS10 SEA_QS13 BEG2 )
23.3.7
Totaal aantal tekens van een QS-parameter bepalen
De functie STRLEN levert de lengte van de tekst die in een selecteerbare QS-
parameter is opgeslagen. Met deze functie kunt u bijvoorbeeld de lengte van een
bestandspad bepalen.
In dit voorbeeld wordt de lengte van QS15 bepaald.
37 Q52 = STRLEN ( SRC_QS15 )
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
23
1345