In de volgende situaties is het aan te ra-
den de interieurbewaking en het af-
sleepalarm uit te schakelen:
— Als zich personen of dieren in het interi-
eur ophouden.
— Als de auto moet worden verladen.
— Als de auto moet worden getranspor-
teerd.
— Als de auto met omhooggebrachte as
moet worden afgesleept.
— Als de auto in een dubbeldeksgarage
moet worden geparkeerd.
— Als de auto in een wasstraat moet wor-
den neergezet.
Kans op loos alarm van de interieurbe-
waking
De interieurbewaking werkt alleen opti-
maal als de auto volledig gesloten is. De
wettelijke bepalingen opvolgen.
In de volgende situaties kan loos alarm op-
treden:
— Als één of meerdere ruiten geheel of ge-
deeltelijk geopend zijn.
— Als makkelijk bewegende voorwerpen in
de auto achterblijven, bijvoorbeeld losse
papieren of spiegelhangers (luchtverfris-
sers).
— Als het trilalarm van een mobiele tele-
foon ingeschakeld is.
Het is niet mogelijk de interieurbewa-
king en het afsleepalarm permanent
uit te schakelen.
Wanneer bij het inschakelen van het
alarmsysteem nog portieren zijn geo-
pend of de achterklep nog is geopend,
wordt alleen het alarmsysteem ingescha-
keld. Pas na het sluiten van de portieren en
de achterklep zijn ook de interieurbewaking
en het afsleepalarm ingeschakeld.
Als de interieurbewaking en het af-
sleepalarm worden uitgeschakeld,
wordt ook de SAFE-vergrendeling gedeac-
tiveerd.
Achterklep
Inleiding
De achterklep wordt samen met de portie-
ren ont- en vergrendeld.
Bij wagens met Keyless Entry wordt de
achterklep bij het openen automatisch ont-
grendeld → pag. 78.
Een symbool op het display in het instru-
mentenpaneel wijst u erop, indien de ach-
terklep niet op de juiste wijze gesloten is.
Niet verder rijden! Achterklep sluiten
→ pag. 87.
De weergave is ook bij uitgeschakeld con-
tact zichtbaar en gaat na enkele seconden
uit, nadat de wagen bij gesloten portieren
en kleppen werd vergrendeld.
WAARSCHUWING
Onjuist en zonder toezicht ontgrendelen,
openen of sluiten van de achterklep kan
ongevallen en zware verwondingen ver-
oorzaken.
·
Open en sluit de achterklep alleen als
niemand zich in het zwenkgebied be-
vindt.
·
Controleer na het sluiten van de achter-
klep of deze correct gesloten is. De ge-
sloten achterklep moet vlak aansluiten
op de carrosseriedelen eromheen.
·
Houd de achterklep tijdens het rijden
altijd gesloten.
·
Open de achterklep nooit als daaraan
lading is bevestigd. De achterklep kan
door het extra gewicht vanzelf omlaag
zakken. Zo nodig de achterklep onder-
steunen of de lading van tevoren ver-
wijderen.
·
Sluit en vergrendel de achterklep en al-
le portieren als de wagen niet wordt ge-
bruikt. Verzeker u ervan dat niemand in
de wagen achterblijft.
·
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
en aan de wagen spelen, vooral als de
achterklep is geopend. Kinderen kun-
nen in het interieur komen, de achter-
klep sluiten en zichzelf zo insluiten. Af-
hankelijk van het jaargetijde kunnen in
een gesloten wagen zeer hoge of zeer
Achterklep
87