den, bijvoorbeeld bij winterbanden of het
noodreservewiel, mag het reservewiel al-
leen in geval van pech korte tijd en met
overeenkomstig voorzichtige rijstijl worden
gebruikt →
.
Het reservewiel moet zo snel mogelijk weer
door een normaal, goed functionerend wiel
worden vervangen.
Volg de aanwijzingen voor het rijden op:
— Niet sneller dan 80 km/h (ca. 50 mph)
rijden!
— Accelereren met volgas, sterk remmen en
het snel nemen van bochten voorkomen!
— Geen sneeuwkettingen op het noodre-
servewiel gebruiken → pag. 352.
— Na de montage van het reservewiel of
noodreservewiel zo snel mogelijk de ban-
denspanning controleren → pag. 348.
De bandenspanning van het reservewiel of
het noodreservewiel moet tegelijk met die
van de overige banden worden gecontro-
leerd, ten minste eenmaal per maand. Het
reservewiel krijgt de hoogste bandenspan-
ning die voor de auto is aangegeven → pag.
348.
WAARSCHUWING
Onjuist gebruik van het reservewiel of
noodreservewiel kan verlies van de con-
trole over de auto, zware ongevallen en
dodelijke verwondingen tot gevolg heb-
ben.
·
Als het reservewiel of noodreservewiel
beschadigd of tot op de slijtage-indica-
toren is versleten, dit in geen geval ge-
bruiken.
·
Als het reservewiel van de banden
waarmee normaal wordt gereden af-
wijkt of als u een noodreservewiel ge-
bruikt: rijd nooit sneller dan 80 km/h
(50 mph).
·
Sommige auto's kunnen met een nood-
reservewiel in plaats van een reserve-
wiel uitgerust zijn. Het noodreservewiel
is te herkennen aan een sticker met het
opschrift "max. 80 km/h" of "max. 50
mph". Dit opschrift geeft de toegestane
maximumsnelheid aan, waarmee u op
deze banden mag rijden. Dek de sticker
tijdens het gebruik van het wiel niet af.
366
Velgen en banden
·
Rijd nooit meer dan 200 km (125 mijl)
met een noodreservewiel als dit op de
aandrijfas is gemonteerd.
·
Vermijd sterke acceleraties, abrupte re-
macties en scherpe bochten.
·
Vervang het noodreservewiel zo snel
mogelijk door een normaal wiel. Het
noodreservewiel is bedoeld voor kort-
stondig gebruik.
·
Bevestig het noodreservewiel altijd met
de af fabriek geleverde wielbouten.
·
Rijd nooit met meer dan één noodreser-
vewiel.
·
Rijd nooit met meer dan één reserve-
wiel dat van de normale banden af-
wijkt.
·
Controleer na montage van het reser-
vewiel of noodreservewiel zo snel mo-
gelijk de bandenspanning → pag. 348.
·
Gebruik geen sneeuwkettingen op het
noodreservewiel.
·
Monteer nooit een noodreservewiel op
de achteras als u met een aanhangwa-
gen rijdt → pag. 281.
WAARSCHUWING
Het negeren van de volgorde bij het eruit
nemen van het reservewiel kan zware ver-
wondingen tot gevolg hebben.
·
Volg de handelingen in de aangegeven
volgorde op.
Bevestig zo mogelijk het reservewiel,
het noodreservewiel of het verwissel-
de wiel veilig in de reservewielhouder onder
de auto.
Afhankelijk van de uitrusting kunnen
sommige auto's af fabriek met een re-
servewielhouder in de laadruimte zijn uitge-
rust.