·
Bouw nooit uit oude auto's uitgebouw-
de of uit de recycling afkomstige airba-
gonderdelen in de auto in.
·
Verander nooit componenten van het
airbagsysteem.
WAARSCHUWING
Als de airbags worden geactiveerd, kun-
nen fijn stof en waterdamp ontstaan. Dat
is normaal en betekent niet dat er in de
auto brand is uitgebroken. Het fijne stof
kan de huid en het oogslijmvlies irriteren
en tot ademhalingsklachten leiden, vooral
bij personen die aan astma of andere
ademhalingsaandoeningen lijden of heb-
ben geleden.
·
Om ademhalingsklachten te verminde-
ren, kunt u het beste uit de auto stap-
pen of de ruiten of portieren openen om
frisse lucht in te ademen.
·
Was bij contact met het stof voor de
volgende maaltijd handen en gezicht
met milde zeep en water.
·
Spoel uw ogen met water als er stof in
is gekomen.
WAARSCHUWING
Door schoonmaakmiddelen met oplos-
middelen wordt het oppervlak van de air-
bageenheid poreus. Bij een ongeval met
airbagactivering kunnen losrakende
kunststof onderdelen zware verwondin-
gen veroorzaken.
·
Maak nooit het dashboard en het op-
pervlak van de airbageenheden schoon
met reinigingsmiddelen die oplosmid-
delen bevatten.
Type bijrijdersvoorairbagsysteem
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 52.
Afhankelijk van de uitrusting kan een air-
bagsysteem of een airbagsysteem met
mogelijkheid de bijrijdersvoorairbag
buiten werking te stellen zijn ingebouwd.
Airbagsysteem
De bijrijdersvoorairbag kan alleen door een
hiervoor gekwalificeerde specialist buiten
werking worden gesteld.
Kenmerken van het airbagsysteem:
— Bijrijdersvoorairbag in het dashboard.
— Controlelampje
op het display in het
instrumentenpaneel.
Airbagsysteem met mogelijkheid de bij-
rijdersvoorairbag buiten werking te
stellen
De bijrijdersvoorairbag kan met een sleutel-
schakelaar handmatig buiten werking wor-
den gesteld → pag. 55.
Kenmerken van het airbagsysteem met
mogelijkheid de bijrijdersvoorairbag buiten
werking te stellen:
— Bijrijdersvoorairbag in het dashboard.
— Controlelampje
op het display in het
instrumentenpaneel.
— Controlelampje PASSEN-
GER AIR BAG
in de dakconsole.
— Controlelampje PASSEN-
GER AIR BAG
in de dakconsole.
— Sleutelschakelaar aan bijrijderszijde.
Controlelampje
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 52.
Controle van de werking
Het gele controlelampje op het dis-
play in het instrumentenpaneel gaat
na het inschakelen van het contact
ter controle van de werking kort bran-
den en gaat na enkele seconden uit.
Storing in airbag- of gordelspannersys-
teem
Het gele controlelampje brandt per-
manent. Bovendien kan op het dis-
play in het instrumentenpaneel een
melding worden weergegeven. Bij ten
minste een airbag of gordelspanner
werd een storing herkend.
Airbagsysteem
53