WAARSCHUWING
De intelligente techniek van de Blind Spot
Assist kan de natuurkundig bepaalde
grenzen niet overwinnen en functioneert
uitsluitend binnen de systeemgrenzen.
Het hogere comfort dat de Blind Spot As-
sist biedt, mag nooit verleiden tot het ne-
men van een veiligheidsrisico. Onoplet-
tend of onbedoeld gebruik van de Blind
Spot Assist kan ongevallen en zware ver-
wondingen veroorzaken. Het systeem kan
de oplettendheid van de bestuurder niet
vervangen.
·
Pas snelheid en veiligheidsafstand ten
opzichte van voor u rijdende voertuigen
altijd aan het zicht, het weer en de weg-
en verkeersomstandigheden aan.
·
Houd uw handen altijd aan het stuur,
zodat u op elk moment klaar bent om
te sturen.
·
Let op de weergaven in de buitenspie-
gelhuizen en op het display in het in-
strumentenpaneel en handel in over-
eenstemming met de opdrachten.
·
Houd de omgeving van de auto altijd in
de gaten.
·
Gebruik de Blind Spot Assist nooit als
de radarsensoren vuil, afgedekt of be-
schadigd zijn. De werking van het sys-
teem kan in dergelijke gevallen belem-
merd zijn.
Systeemgrenzen van de Blind
Spot Assist
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 184.
Grenzen van de sensoren
De Blind Spot Assist herkent rijsituaties met
behulp van de radarsensoren aan de ach-
terzijde van de auto.
Houd rekening met de grenzen van de
radarsensoren → pag. 160 en wees al-
tijd oplettend!
Functiebeperkingen
Naast de bij de grenzen van de sensoren
genoemde situaties kan de Blind Spot As-
sist onder andere in de volgende situaties
de verkeerssituatie niet goed interpreteren:
— Bij het rijden in het midden van twee rijst-
roken.
— Bij rijstroken die verschillen in breedte.
— Bij speciale randbebouwingen, zoals ho-
ge of versprongen vangrails.
Beperkte zichtbaarheid
Bij invallende zonnestraling kan de opti-
sche weergave in de buitenspiegel beperkt
zichtbaar zijn.
Kalibratie
De radarsensoren kalibreren zichzelf een-
malig tijdens de eerste kilometers na afle-
vering van de auto en na een reparatie van
de sensoren. Tijdens de kalibratiefase kan
de reikwijdte van de sensor beperkt zijn.
Rijden met Blind Spot Assist
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 184.
In- en uitschakelen
U kunt de inschakeltoestand van de Blind
Spot Assist op het display in het instrumen-
tenpaneel en in het infotainmentsysteem
bekijken. Bovendien kunt u de Blind Spot
Assist daar in- en uitschakelen.
Op het display in het instrumentenpaneel:
1.
Toets
indrukken.
2. Blind Spot Assist in- of uitschakelen.
In het infotainmentsysteem:
1.
Menu 'Hulpsystemen' openen.
2. Blind Spot Assist in het betreffende
submenu in- of uitschakelen.
Na het inschakelen licht het gele controle-
lampje
in de behuizing van de buiten-
spiegels eenmaal kort op.
Als er sprake is van een systeemsto-
ring, kan de Blind Spot Assist zichzelf
uitschakelen.
Automatische deactivering
Als u het af fabriek ingebouwde trekhaak-
systeem gebruikt en de noodzakelijke elek-
trische verbinding tot stand hebt gebracht,
Blind Spot Assist
185