WAARSCHUWING
Als de bestuurder tijdens het rijden wordt
afgeleid, kunnen ongevallen en zware ver-
wondingen worden veroorzaakt.
·
Bedien het instrumentenpaneel nooit
tijdens het rijden.
·
Rijd altijd oplettend en met verant-
woordelijkheidsbesef.
Informatieweergaven analoog in-
strumentenpaneel
De omvang van de menu's en de informa-
tieweergaven is afhankelijk van de wagen-
elektronica en de uitrusting van de wagen.
Een hiervoor gekwalificeerde specialist kan
afhankelijk van de wagenuitrusting meer
functies programmeren of veranderen.
Sommige menupunten kunnen alleen bij
stilstaande wagen worden geopend.
Menu's analoog instrumentenpaneel
— Hulpsystemen.
— Audio.
— Rijgegevens → pag. 31.
— Wagenstatus → pag. 20.
— Navigatiesysteem.
— Telefoon.
Toerenteller
Het begin van het rode veld in de toerentel-
ler geeft voor alle versnellingen het maxi-
maal toelaatbare motortoerental aan voor
een ingereden motor die op bedrijfstempe-
ratuur is.
Voordat het rode veld wordt bereikt, moet
u opschakelen, de keuzehendel in stand
D/S zetten of de voet van het gaspedaal
nemen.
LET OP
·
Vermijd bij koude motor hoge motortoe-
rentallen, volgas en hoge motorbelasting.
·
Om schade aan de motor te voorkomen,
mag de naald van de toerenteller slechts
korte tijd in het rode gebied van de
schaal staan.
Vroeg opschakelen helpt brandstof te
besparen en bedrijfsgeluiden te ver-
minderen.
Brandstofmeter
Digitale brandstofmeter
Afb. 15 Brandstofmeter in het digitale instru-
mentenpaneel (principeafbeelding)
De kleine pijl naast het benzinepomp-
symbool in de brandstofmeter laat
zien aan welke voertuigzijde de tankklep zit.
Analoge brandstofmeter
Afb. 16 Brandstofmeter in het analoge in-
strumentenpaneel (principeafbeelding)
De kleine pijl naast het benzinepomp-
symbool in de brandstofmeter laat
zien aan welke voertuigzijde de tankklep zit.
Toerenteller
29