·
Neem als u de wagen verlaat altijd alle
wagensleutels mee. Kinderen of onbe-
voegde personen kunnen de wagen
vergrendelen, de motor starten of het
contact inschakelen en hierdoor de
elektrische uitrustingen bedienen, bij-
voorbeeld de ruitbediening.
Schakel altijd het contact handmatig
uit, voordat u de wagen verlaat en
volg zo nodig de aanwijzingen op het dis-
play in het instrumentenpaneel op.
Langere perioden van stilstand met
ingeschakeld contact kunnen ertoe
leiden dat de 12 volt accu ontlaadt en de
motor niet meer kan worden gestart.
Elektronische wegrijblokkering
De wegrijblokkering helpt voorkomen dat
de motor met een onrechtmatige wagen-
sleutel kan worden gestart en de wagen
daardoor zou kunnen worden verplaatst.
In de wagensleutel zit een chip. Met behulp
hiervan wordt de wegrijblokkering automa-
tisch gedeactiveerd als zich een geldige
wagensleutel in het interieur bevindt.
Daarom kan de motor alleen met een pas-
sende, gecodeerde en originele Ford-wa-
gensleutel worden gestart. Gecodeerde
wagensleutels zijn verkrijgbaar bij een ge-
kwalificeerde specialist.
Alleen met originele wagensleutels is
een optimale werking van uw wagen
gewaarborgd.
Motor starten
Wagens met contactslot:
1.
Contact inschakelen → pag. 139.
2. Wagens met dieselmotor: Als de diesel-
motor wordt voorgegloeid, brandt het
controlelampje
in het instrumenten-
paneel.
3. Rempedaal intrappen en ingetrapt hou-
den, tot de parkeerrem is uitgeschakeld.
4. Wagens met schakeltransmissie: Koppe-
lingspedaal helemaal intrappen en in-
getrapt houden, tot de motor is gestart.
Versnellingshendel in neutrale stand
zetten.
5. Wagens met automatische transmissie:
Neutrale stand N of parkeervergrende-
ling P inschakelen.
6. Wagensleutel in het contactslot verder
draaien - geen gas geven.
7.
Als de motor aanslaat, de wagensleutel
loslaten.
Wagens met drukknop contactschakelaar:
1.
Drukknop contactschakelaar eenmaal
indrukken. Het contact is ingeschakeld.
2. Rempedaal intrappen en ingetrapt hou-
den, tot de parkeerrem is uitgeschakeld.
3. Wagens met schakeltransmissie: Koppe-
lingspedaal helemaal intrappen en in-
getrapt houden, tot de motor is gestart.
Versnellingshendel in neutrale stand
zetten.
4. Drukknop contactschakelaar indrukken
→ pag. 140 – geen gas geven. Om de
motor te starten moet er een geldige
wagensleutel in de wagen zijn.
5. Wagens met dieselmotor: Als de diesel-
motor wordt voorgegloeid, brandt het
controlelampje
in het instrumenten-
paneel.
6. Als de motor aanslaat, de drukknop
contactschakelaar loslaten.
WAARSCHUWING
Het risico van zware verwondingen kan bij
draaiende motor of bij het starten van de
motor worden verminderd.
·
Start of laat de motor nooit in ongeven-
tileerde of afgesloten ruimtes draaien.
De uitlaatgassen van de motor bevat-
ten onder andere het geur- en kleurloze
koolmonoxide, een giftig gas. Koolmo-
noxide kan bewusteloosheid en de
dood tot gevolg hebben.
·
Start of laat de motor nooit draaien als
olie, brandstof of andere licht ontvlam-
bare bedrijfsstoffen onder de wagen of
in de buurt ervan aanwezig zijn of uit de
wagen weglekken, bv. als gevolg van
een beschadiging.
·
Laat de wagen nooit met draaiende
motor onbeheerd, vooral niet bij inge-
Motor starten
141