Advertenties
het infotainmentsysteem worden ingesteld
→ pag. 35.
De ingestelde helderheid wordt automa-
tisch aan de wijzigende omgevingshelder-
heid in de wagen aangepast.
Bij wagens zonder instelmogelijkheid
brandt de instrumenten- en schakelaarver-
lichting constant.
Als de automatische aansturing van de rij-
verlichting
is ingeschakeld, schakelt
een sensor het dimlicht inclusief de verlich-
ting van de instrumenten en de schakelaars
afhankelijk van de omgevingshelderheid
automatisch in en uit.
Bij uitgeschakelde verlichting en inge-
schakeld contact is de instrumenten-
verlichting (naalden en wijzerplaten) inge-
schakeld. Bij afnemende omgevingshelder-
heid wordt de verlichting van de wijzerpla-
ten automatisch verminderd en eventueel
helemaal uitgeschakeld. Deze functie moet
de bestuurder eraan herinneren om het
dimlicht op tijd in te schakelen, bijvoor-
beeld bij het rijden door tunnels.
Binnenverlichting en leeslampjes
Afb. 85 In de dakconsole: Aanrakingsgevoe-
lige leeslampjes
Betreffende symbool aantippen:
Binnenverlichting in- of uitschakelen
of dimmen.
Functie uitgeschakeld: de binnenver-
lichting wordt automatisch ingescha-
keld bij het ontgrendelen van de auto,
het openen van een portier of het uit-
schakelen van het contact.
Aanrakingsgevoelige leeslampjes met
handmatige dimfunctie
In de dakconsole en boven de zitrijen kun-
nen afhankelijk van de uitrusting aanra-
kingsgevoelige leeslampjes zitten →
85. Door het lichtvlak aan te tippen, kan het
betreffende leeslampje worden in- of uit-
geschakeld.
Om de handmatige dimfunctie te activeren,
het lichtvlak aanraken tot het gewenste
helderheidsniveau is bereikt.
Dashboardkastje- en laadruimtever-
lichting
Bij het openen en sluiten van het dash-
boardkastje of de achterklep wordt de be-
treffende verlichting in- of uitgeschakeld.
De lampjes gaan uit bij het vergrende-
len van de auto of na enkele minuten
als het contact werd uitgeschakeld. Dat
voorkomt dat de 12 volt accu wordt ontla-
den.
Binnenverlichting
afb.
113
Advertenties
