Launch Control
De Launch Control maakt maximale acce-
leratie vanuit stilstand mogelijk.
1.
ASR uitschakelen → pag. 211.
2. Met de linkervoet het rempedaal intrap-
pen en ingetrapt houden.
3. Rijstand S kiezen of naar het handmati-
ge schakelprogramma wisselen → pag.
148.
4. Met de rechtervoet het gaspedaal in-
trappen, tot een motortoerental van ca.
3200/min is bereikt.
5. Linkervoet van de rem halen →
wagen start met maximale acceleratie.
6. ASR na het accelereren weer inschake-
len!
WAARSCHUWING
Snel accelereren kan leiden tot tractiever-
lies en slippen, met name op gladde we-
gen. Hierdoor kunt u de controle over de
wagen verliezen, wat tot ongevallen en
zware verwondingen kan leiden.
·
Pas uw rijstijl altijd aan de verkeers-
stroom aan.
·
Gebruik kickdown of snel accelereren
alleen als het zicht, het weer, de weg-
en de verkeersomstandigheden dat
toelaten en andere verkeersdeelnemers
door de acceleratie van de wagen en de
rijstijl niet in gevaar worden gebracht.
·
Let erop dat de aangedreven wielen
kunnen doordraaien en de wagen kan
slippen als ASR is uitgeschakeld, in het
bijzonder als de weg glad is.
·
Schakel na de acceleratie ASR weer in.
·
Gebruik de Launch Control alleen als de
weg- en de verkeersomstandigheden
dat toelaten.
WAARSCHUWING
Laat de rem nooit te vaak en te lang "aan-
lopen" of bedien het rempedaal te vaak
en te lang. Voortdurend remmen leidt tot
een oververhitting van de remmen. Hier-
door kan het remvermogen aanzienlijk af-
nemen, de remweg aanzienlijk langer
worden en onder bepaalde omstandighe-
den kan dit een totale uitval van het rem-
systeem tot gevolg hebben.
150
Rijden
LET OP
·
Probeer bij het stoppen op hellingen met
ingeschakelde rijstand niet door gas te
geven te voorkomen dat de wagen weg-
rolt. Hierdoor kan de automatische trans-
missie oververhit raken en worden be-
schadigd.
·
Laat de wagen nooit rollen in de neutrale
stand N, vooral niet als de motor is afge-
zet. De automatische transmissie wordt
dan niet gesmeerd en kan daardoor wor-
den beschadigd.
. De
LET OP
Laat nooit de remmen door lichte pedaal-
druk "aanlopen" als niet werkelijk moet
worden geremd. Dat verhoogt de slijtage.
Probleemoplossingen
Transmissie oververhit
Het controlelampje brandt geel.
Bovendien kan er een akoestische waar-
schuwing klinken. Eventueel wordt een
tekstmelding op het display in het instru-
mentenpaneel weergegeven.
De automatische transmissie kan bijvoor-
beeld door vaak optrekken, lang "kruipen"
of veelvuldig optrekken en stilstaan te heet
worden.
1.
Niet verder rijden!
2. Transmissie met ingeschakelde par-
keervergrendeling P laten afkoelen
.
→
3. Als het controlelampje niet uitgaat, niet
verder rijden.
4. De hulp van een specialist inschakelen.
Anders kan ernstige transmissieschade
het gevolg zijn.
Motor start niet
Het controlelampje brandt groen.
Rempedaal werd niet ingetrapt, bv. bij de
poging met de keuzehendel een andere
rijstand in te schakelen.