alarmknipperen wordt dan tijdelijk onder-
broken.
Alarmlichten inschakelen
Om het achteropkomende verkeer te waar-
schuwen, in de volgende situaties de
alarmlichten inschakelen:
— Als het voor u rijdende verkeer plotseling
langzamer gaat rijden.
— De staart van een file wordt bereikt.
— Er is sprake van een noodsituatie.
— De wagen is stilgevallen.
— Bij het aan- of afslepen.
Altijd de plaatselijke bepalingen voor het
gebruik van de alarmlichten in acht nemen.
Als de alarmlichten niet werken, moet u de
overige verkeersdeelnemers op een andere
- wettelijk toegestane - wijze op uw stilge-
vallen wagen attenderen.
WAARSCHUWING
Een stilgevallen wagen vormt een groot
ongevalsrisico voor de inzittenden en voor
andere verkeersdeelnemers.
·
Breng de wagen tot stilstand, zodra het
mogelijk en veilig is.
·
Zet de wagen op een veilige afstand
van het rijdend verkeer neer.
·
Schakel de alarmlichten in.
·
Laat nooit personen, vooral kinderen of
hulpbehoevenden, alleen achter in de
wagen. Dat geldt in het bijzonder als de
portieren vergrendeld zijn. Ingesloten
personen kunnen aan zeer hoge of zeer
lage temperaturen worden blootge-
steld.
WAARSCHUWING
Het negeren van de voor uw eigen veilig-
heid belangrijke checklist kan ongevallen
en zware verwondingen veroorzaken.
·
Volg altijd de handelingen in de chec-
klist op en neem de algemeen geldende
veiligheidsmaatregelen in acht.
WAARSCHUWING
De onderdelen van het uitlaatsysteem
worden zeer heet. Daardoor kunnen bran-
den en zware verwondingen worden ver-
oorzaakt.
·
Zet de wagen zo neer dat de onderde-
len van het uitlaatsysteem nooit met
licht ontvlambare materialen onder de
wagen in aanraking komen, bv. droog
gras, brandstof.
LET OP
Bij het met de hand duwen van de wagen
niet op de achterlichten en grote metalen
vlakken drukken. Daardoor kan de wagen
worden beschadigd.
De 12 volt accu van de wagen ontlaadt
zich, wanneer de alarmlichten langere
tijd ingeschakeld blijven – ook bij uitge-
schakeld contact.
Bij sommige wagens kunnen tijdens
voluit remmen bij een snelheid hoger
dan ongeveer 80 km/h (50 mph) de rem-
lichten knipperen om het achteropkomen-
de verkeer te waarschuwen. Als de remac-
tie langer duurt, worden bij een snelheid
van minder dan ongeveer 10 km/h (6 mph)
de alarmlichten automatisch ingeschakeld.
Het remlicht brandt permanent. Bij het ac-
celereren worden de alarmlichten automa-
tisch weer uitgeschakeld.
Nooduitrusting
EHBO-set
De EHBO-set moet aan de wettelijke eisen
voldoen. Let op de uiterste gebruiksdatum
van de inhoud.
De EHBO-set kan op de volgende plekken
zitten:
— Onder de bijrijdersstoel.
— In de voorste portierbekleding.
Na gebruik de inhoud zo nodig vervangen
en de EHBO-set weer veilig opbergen.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek moet aan de wettelijke
eisen voldoen.
De gevarendriehoek kan op de volgende
plekken zitten:
— Onder de bijrijdersstoel.
Bij een noodgeval
71