in het menu 'Hulpsystemen' van het info-
tainmentsysteem uitvoeren:
— Afstandswaarschuwing in- en uitschake-
len.
— Uitwijkassistent in- en uitschakelen.
— Remfunctie voor afslaan in- en uitscha-
kelen.
Probleemoplossingen
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 172.
Automatic Emergency Braking ge-
start
Het controlelampje brandt wit.
— De Automatic Emergency Braking is tijde-
lijk niet of beperkt beschikbaar. Na een
kort stuk rechtuit rijden is de Automatic
Emergency Braking weer beschikbaar en
gaat het controlelampje uit. Als de auto
niet rijdt, brandt het controlelampje per-
manent.
Automatic Emergency Braking niet
of beperkt beschikbaar
Het controlelampje brandt geel, bovendien
wordt er een tekstmelding weergegeven.
— De radarsensor of het cameravenster is
vuil. Radarsensor en voorruit schoonma-
ken → pag. 382.
— Het zicht van de radarsensor of de came-
ra wordt belemmerd door het weer, bv.
door sneeuw, of door wasmiddelresten
of coatings. Radarsensor en voorruit
schoonmaken → pag. 382.
— Het zicht van de radarsensor wordt be-
lemmerd door aanbouwdelen, sierlijsten
van kentekenplaathouders of stickers.
Het gebied rond de radarsensor vrijhou-
den → pag. 388.
— Het zicht van de camera wordt belem-
merd door aanbouwdelen of stickers. Het
gebied rond het cameravenster vrijhou-
den → pag. 388.
— De radarsensor of de camera is versteld
of beschadigd, bijvoorbeeld als gevolg
van een beschadiging aan de voorzijde
van de auto of de voorruit. Controleer of
176
Bestuurdershulpsystemen
er een beschadiging zichtbaar is → pag.
388.
— De camera is als gevolg van de hoge om-
gevingstemperatuur of langer direct zon-
licht automatisch gedeactiveerd. Als de
camera weer beschikbaar is, is ook de
Automatic Emergency Braking weer be-
schikbaar.
— Er werden spuitwerkzaamheden of con-
structieve wijzigingen aan de voorzijde
van de auto uitgevoerd.
— Als het probleem blijft bestaan, de Auto-
matic Emergency Braking uitschakelen
en een hiervoor gekwalificeerde specia-
list opzoeken.
De Automatic Emergency Braking werkt
niet zoals verwacht of activeert meer-
dere keren ongewenst
— De radarsensor of het cameravenster is
vuil. Radarsensor en voorruit schoonma-
ken → pag. 382.
— De systeemgrenzen zijn niet in acht ge-
nomen → pag. 173.
— Laagstaande zon of duisternis.
— Als het probleem blijft bestaan, de Auto-
matic Emergency Braking uitschakelen
en een hiervoor gekwalificeerde specia-
list opzoeken.
Bedieningsvelden reageren anders dan
verwacht
Vocht, vuil en vet kunnen de werking van de
bedieningsvelden beperken.
1.
Bedieningsvelden altijd schoon en
droog houden.
Lane-Keeping System
Inleiding
Het Lane-Keeping System ondersteunt
de bestuurder binnen de systeemgren-
zen bij het aanhouden van de rijstrook.
De functie is niet geschikt en niet ge-
construeerd om zelfstandig de rijstrook
aan te houden.