1.
Hiervoor gekwalificeerde specialist op-
zoeken en het airbag- en gordelspan-
nersysteem laten controleren.
Airbag- of gordelspannersysteem met
diagnosetester buiten werking gesteld
Het gele controlelampje gaat na het
inschakelen van het contact gedu-
rende ongeveer 4 seconden branden
en knippert vervolgens ongeveer 12
seconden. Bovendien kan op het dis-
play in het instrumentenpaneel een
melding worden weergegeven. Ten
minste één airbag of gordelspanner is
met een diagnosetester buiten werk-
ing gesteld.
1.
Hiervoor gekwalificeerde specialist op-
zoeken en laten controleren of het air-
bag- of gordelspannersysteem buiten
werking moet blijven.
Inbouwplaatsen en werkingsge-
bieden
Raadpleeg
aan het begin van dit
hoofdstuk op pag. 52.
De airbaginbouwplaatsen zijn gemarkeerd
met de opschriften "AIRBAG".
De rood omkaderde gebieden in de airba-
gafbeeldingen worden door de activerende
airbags bereikt (werkingsgebied). Daarom
mogen in deze gebieden nooit voorwerpen
worden neergelegd of bevestigd →
WAARSCHUWING
Het ontvouwen van een geactiveerde air-
bag gebeurt in milliseconden en met zeer
hoge snelheid. Daardoor kunnen voorwer-
pen door het interieur worden geslingerd.
Dat kan zware verwondingen veroorza-
ken.
·
Houd het werkingsgebied van de air-
bags altijd vrij.
·
Bevestig nooit voorwerpen op de af-
dekking en in het werkingsgebied van
de airbags.
·
Beplak of bedek inbouwplaatsen van
de airbags en de oppervlakken in de
werkingsgebieden van de airbags niet
54
Veiligheid
en bewerk ze ook niet op andere ma-
nieren.
·
Tussen de inzittenden en het werkings-
gebied van de airbags mogen zich geen
andere personen, dieren of voorwerpen
bevinden. Let erop dat ook kinderen en
passagiers zich hier aan houden.
·
Bevestig aan bijrijderszijde geen voor-
werpen aan de voorruit boven de voor-
airbag, bv. mobiele navigatieapparaten.
·
Zwenk zonnekleppen alleen naar de zij-
ruiten als aan de zonneklep geen voor-
werpen zijn bevestigd, zoals balpennen
of garagedeuropeners.
·
Bevestig geen rolgordijnen aan de zijrui-
ten die niet uitdrukkelijk voor het ge-
bruik in de betreffende auto zijn vrijge-
geven.
·
Hang uitsluitend kleding met weinig ge-
wicht op aan de kledinghaken in de au-
to. Bewaar geen zware of scherpe voor-
werpen in de zakken.
·
Monteer geen accessoiredelen aan de
portieren.
Voorairbags
Raadpleeg
hoofdstuk op pag. 52.
.
Afb. 28 Inbouwplaats en werkingsgebied
van de bestuurdersvoorairbag (principeaf-
beelding)
aan het begin van dit