Bewerkingscycli | Cycli voor frees-draaibewerking
Cyclusverloop nabewerken
Als de Z-coördinaat van het startpunt kleiner is dan het beginpunt van de contour,
positioneert de besturing het gereedschap in de Z-coördinaat op veiligheidsafstand
en start de cyclus vanaf die positie.
1 De besturing voert de aanzetbeweging in ijlgang uit.
2 De besturing bewerkt de contour van het bewerkte werkstuk (van startpunt van
de contour tot eindpunt van de contour) na met de gedefinieerde aanzet Q505.
3 De besturing trekt het gereedschap met de gedefinieerde aanzet met de veilig-
heidsafstand terug.
4 De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang terug naar het startpunt van
de cyclus.
Instructies
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE TURN
uitvoeren.
De gereedschapspositie bij de cyclusoproep (startpunt van de cyclus) beïnvloedt
het te verspanen gedeelte.
De besturing houdt zodanig rekening met de snijkantgeometrie van het
gereedschap dat de contourelementen niet beschadigd raken. Als een volledige
bewerking met het actieve gereedschap niet mogelijk is, komt de besturing met
een waarschuwing.
Houd ook rekening met de basisprincipes van de verspaningscycli.
Verdere informatie: "Basisprincipes van de verspaningscycli", Pagina 779
Aanwijzingen voor het programmeren
Positioneerregel vóór het oproepen van de cyclus naar een veilige positie met
radiuscorrectie R0 programmeren.
Voorafgaand aan de cyclusoproep moet u cyclus 14 CONTOUR of SEL CONTOUR
programmeren om de subprogramma's te definiëren.
Wanneer u lokale Q-parameters QL in een contoursubprogramma gebruikt, moet
u deze ook binnen het contoursubprogramma toewijzen of berekenen.
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
15
805