Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
Instructies
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u de parameter posAfterContPocket (nr. 201007) op
ToolAxClearanceHeight hebt ingesteld, positioneert de besturing het
gereedschap na het cycluseinde uitsluitend in de gereedschapsas op de veilige
hoogte. De besturing positioneert het gereedschap niet op het bewerkingsvlak. Er
bestaat botsingsgevaar!
Gereedschap na cycluseinde met alle coördinaten van het bewerkingsvlak
positioneren, bijv. L X+80 Y+0 R0 FMAX
Na de cyclus een absolute positie programmeren, geen incrementele
verplaatsing
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL
uitvoeren.
De besturing houdt alleen rekening met het eerste label uit cyclus 14 CONTOUR.
Het geheugen voor een SL-cyclus is beperkt. In een SL-cyclus kunnen maximaal
16384 contourelementen worden geprogrammeerd.
Als tijdens de bewerking M110 actief is, wordt bij aan de binnenkant gecor-
rigeerde cirkelbogen de aanzet dienovereenkomstig gereduceerd.
U kunt de cyclus met een slijpgereedschap uitvoeren.
De volgende cyclus houdt rekening met additionele functies M109 en M110: De
besturing houdt bij bewerkingen aan de binnen- en buitenzijde de aanzet van
cirkelbogen bij binnen- en buitenradiussen op de snijkant van het gereedschap
constant.
Verdere informatie: "Aanzet bij cirkelbanen aanpassen met M109", Pagina 1361
Aanwijzingen voor het programmeren
Cyclus 20 CONTOURDATA is niet nodig.
Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer
diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.
Wanneer u lokale Q-parameters QL in een contoursubprogramma gebruikt, moet
u deze ook binnen het contoursubprogramma toewijzen of berekenen.
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
AANWIJZING
15
657