16
PLANE VECTOR
Toepassing
Met de functie PLANE VECTOR definieert u het bewerkingsvlak met twee vectoren.
Verwante onderwerpen
Uitvoerformaten van NC-programma's
Verdere informatie: "Uitvoerformaten van NC-programma's", Pagina 1332
Functiebeschrijving
Vectoren definiëren een bewerkingsvlak als twee van elkaar onafhankelijke
richtingsgegevens, uitgaande van het niet-gezwenkte werkstukcoördinatensysteem
W-CS.
Basisvector met de componenten BX,
BY en BZ
Ook als een of meer componenten de waarde 0 bevatten, moet u alle zes
componenten definiëren.
De basisvector met de componenten BX, BY en BZ bepaalt de richting van
de gezwenkte X-as. De normaalvector met de componenten NX, NY en NZ
definieert de richting van de gezwenkte Z-as en dus indirect het bewerkingsvlak. De
normaalvector staat loodrecht op het gezwenkte bewerkingsvlak.
1094
U hoeft geen gestandaardiseerde vector in te voeren. U kunt de
tekeningmaten gebruiken of willekeurige waarden die de verhouding
tussen de componenten niet wijzigen.
Verdere informatie: "Toepassingsvoorbeeld", Pagina 1095
Coördinaattransformatie | Bewerkingsvlak zwenken (optie #8)
Component NZ van de normaalvector
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022