Bewerkingscycli | Cycli voor slijpbewerking
Instructies
De machinefabrikant kan de overrides voor de pendelbewegingen
wijzigen.
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL
uitvoeren.
De laatste zijdelingse verplaatsing kan afhankelijk van de invoer kleiner uitvallen.
Bij de simulatie geeft de besturing de pendelbeweging niet weer. De grafische
simulatieweergave in de werkstanden PGM-afloop regel voor regel en Auto-
matische programma-afloop geeft de pendelbeweging weer.
Deze cyclus kan ook met een freesgereedschap worden uitgevoerd. Bij een frees-
gereedschap komt de lengte van de snijkant LCUTS overeen met de breedte van
de slijpschijf.
Let erop dat met cyclus M109 rekening wordt gehouden. Daardoor is in de status-
weergave tijdens de programma-afloop bij een kamer van de AANZET SLIJPEN
Q207 kleiner dan bij een tap. De besturing toont de aanzet van de middel-
puntsbaan van het slijpgereedschap inclusief de pendelslag.
Verdere informatie: "Aanzet bij cirkelbanen aanpassen met M109", Pagina 1361
Aanwijzingen voor het programmeren
De controller gaat ervan uit dat de bodem van de cilinder een bodem heeft.
Daarom kunt u alleen aan het oppervlak een overloop in Q1030 definiëren.
Wanneer u bijv. een doorgaande boring bewerkt, moet u rekening houden met de
onderste overloop in de DIEPTE Q201.
Verdere informatie: "Overloop en vrijloopbewegingen bij de omkeerpunten van
de pendelslag", Pagina 968
Als de slijpschijf breder is dan DIEPTE Q201 en de OFFSET OPPERVLAK
Q1030, geeft de besturing de foutmelding geen pendelslag uit. De resulterende
pendelslag zou in dit geval gelijk zijn aan 0.
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
15
969