15
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u M136 hebt geactiveerd, verplaatst het gereedschap zich na de
bewerking niet naar de geprogrammeerde veiligheidsafstand. De spilomwenteling
stopt op de bodem van de boring en daardoor stopt ook de aanzet. Er bestaat
gevaar voor botsingen omdat er geen terugtrekking plaatsvindt!
Functie M136 voorafgaand aan de cyclus met M137 deactiveren
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL
uitvoeren.
Na de bewerking positioneert de besturing het gereedschap weer naar het
startpunt in het bewerkingsvlak. Dat betekent dat u aansluitend incrementeel
verder kunt positioneren.
Wanneer vóór de cyclusoproep de functie M7 of M8 actief was, herstelt de
besturing deze status bij het cycluseinde.
Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap.
Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q201, komt de besturing met een
foutmelding.
Als Q214 VRIJLOOPRICHTING niet gelijk is aan 0, werkt Q357 VEIL.AFST. KANT.
Aanwijzingen voor het programmeren
Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring) van het bewer-
kingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren
Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer
diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.
520
AANWIJZING
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking