15
Cyclusparameters
Helpscherm
510
Bewerkingscycli | Cycli die onafhankelijk zijn van de technologie
Parameter
Q200 Veiligheidsafstand?
Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De
waarde werkt incrementeel.
Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF
Q201 Diepte?
Afstand werkstukoppervlak – bodem van de boring (afhan-
kelijk van parameter Q395 REF. DIEPTE). De waarde werkt
incrementeel.
Invoer: –99999,9999...+99999,9999
Q206 Aanzet diepteverplaatsing?
Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het boren in
mm/min
Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU
Q202 Diepteverplaatsing?
Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. De
waarde werkt incrementeel.
De diepte hoeft geen veelvoud van de diepte-instelling te zijn.
De besturing verplaatst in één slag naar diepte als:
de diepte-instelling en diepte gelijk zijn
de diepte-instelling groter is dan de diepte
Invoer: 0...99999,9999
Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?
Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het
actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.
Invoer: –99999,9999...+99999,9999
Q204 2e veiligheidsafstand?
Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en
werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De
waarde werkt incrementeel.
Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF
Q212 Afnamewaarde?
Waarde waarmee de besturing de diepte-instelling Q202
vermindert. De waarde werkt incrementeel.
Invoer: 0...99999,9999
Q205 Minimale diepteverplaatsing?
Wanneer Q212 AFNAMEWAARDE niet gelijk is aan 0,
begrenst de besturing de verplaatsing tot deze waarde. De
diepte-instelling kan dus niet kleiner worden dan Q205. De
waarde werkt incrementeel.
Invoer: 0...99999,9999
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022