Contour- en puntdefinities | Insteken en draaduitlopen
Het voorteken van de insteekdiepte bepaalt de bewerkingspositie
(bewerking aan binnen-/buitenzijde) van de insteek.
Voorteken van de insteekdiepte voor de buitenbewerkingen:
Wanneer het contourelement in negatieve richting van de Z-
coördinaat verloopt, gebruikt u een negatief voorteken
Wanneer het contourelement in positieve richting van de Z-coördinaat
verloopt, gebruikt u een positief voorteken
Voorteken van de insteekdiepte voor de binnenbewerkingen:
Wanneer het contourelement in negatieve richting van de Z-
coördinaat verloopt, gebruikt u een positief voorteken
Wanneer het contourelement in positieve richting van de Z-coördinaat
verloopt, gebruikt u een negatief voorteken
Voorbeeld: radiale insteek met diepte=5, breedte=10, pos.= Z-15
11 L X+40 Z+0
12 L Z-30
13 GRV RADIAL CENTER-15 DEPTH-5 BREADTH10 CHF1 FAR_CHF1
14 L X+60
Draaduitlopen programmeren
Draaduitlopen zijn meestal noodzakelijk om contradelen in één lijn te kunnen
monteren. Bovendien kan met draaduitlopen de kerfwerking op hoeken worden
beperkt. Een draaduitloop wordt vaak aangebracht op schroefdraad en passingen.
Voor de definitie van de verschillende draaduitlopen kunt u gebruikmaken van
diverse contourelementen:
UDC TYPE_E: draaduitloop voor verder te bewerken cilindrisch vlak volgens
DIN 509
UDC TYPE_F: draaduitloop voor verder te bewerken eindvlak en cilindrisch vlak
volgens DIN 509
UDC TYPE_H: draaduitloop voor sterker afgeronde overgang volgens DIN 509
UDC TYPE_K: draaduitloop in eindvlak en cilindrisch vlak
UDC TYPE_U: draaduitloop in cilindrisch vlak
UDC THREAD: draaduitloop volgens DIN 76
De besturing interpreteert draaduitlopen altijd als vormelementen in
lengterichting. In dwarsrichting zijn geen draaduitlopen mogelijk.
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
14
475