Download Print deze pagina

HEIDENHAIN TNC7 Gebruikershandboek pagina 1017

Verberg thumbnails Zie ook voor TNC7:

Advertenties

Bewerkingscycli | Cycli voor tandwielproductie
Cyclusverloop
1 De besturing positioneert het gereedschap in de gereedschapsas naar Q260
Veilige hoogte met aanzet FMAX. Wanneer het gereedschap al op een waarde in
de gereedschapsas staat die groter is dan Q260, vindt er geen beweging plaats.
2 Vóór het zwenken van het bewerkingsvlak positioneert de besturing het
gereedschap in X met aanzet FMAX naar een veilige coördinaat. Wanneer uw
gereedschap al op een coördinaat in het bewerkingsvlak staat die groter is dan de
berekende coördinaat, vindt er geen beweging plaats
3 De besturing zwenkt het bewerkingsvlak met aanzet Q253
4 De besturing positioneert het gereedschap met aanzet FMAX naar het startpunt
van het bewerkingsvlak
5 Vervolgens beweegt de besturing het gereedschap in de gereedschapsas met
aanzet Q253 naar de veiligheidsafstand Q200
6 De besturing benadert de intreebaan. Deze baan berekent de besturing
automatisch. De intreebaan is de baan van het eerste aanraken tot het bereiken
van de volle insteekdiepte
7 De besturing draait het gereedschap op het te vertanden werkstuk in langs-
richting met de vooraf ingestelde aanzet. Bij de eerste verplaatsing van de
snede Q586 verplaatst de besturing met de eerste voeding Q588. Bovendien
voert de besturing voor de volgende sneden zowel verplaatsing als aanzet
met tussentijdse waarden uit. Deze waarden berekent de besturing zelf. De
tussentijdse waarden van de aanzet zijn echter afhankelijk van de factor
voor de aanpassing van de aanzet Q580. Wanneer de besturing bij de laatste
verplaatsing Q587 is aangekomen, voert de besturing in de laatste snede de
aanzet Q589 uit
8 Het bewerkingsgedeelte wordt daarbij door het startpunt in Z Q551+Q200 en
door het eindpunt in Z Q552 begrensd (Q551 en Q552 worden in cyclus 285
gedefinieerd). Bij het startpunt komt bovendien de intreebaan. Deze dient om in
het werkstuk niet op de bewerkingsdiameter in te steken. Deze baan berekent de
besturing zelf.
9 Aan het einde van de bewerking verplaatst het gereedschap zich met de over-
loopbaan Q580 tot voorbij het gedefinieerde eindpunt. De overloopbaan dient om
de vertanding volledig te bewerken.
10 Wanneer de besturing zich op het eindpunt bevindt, wordt het gereedschap met
aanzet Q253 teruggetrokken en terug naar het startpunt gepositioneerd
11 Vervolgens positioneert de besturing het gereedschap naar veilige hoogte Q260
met aanzet FMAX
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
15
1017

Advertenties

loading