Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
Strategieën Q389=2 en Q389=3 - met zijdelingse begrenzing
Wanneer een zijdelingse begrenzing wordt geprogrammeerd, kan de besturing
eventueel niet buiten de contour vooruit verplaatsen. In dit geval is de
cyclusprocedure als volgt:
1 De besturing verplaatst het gereedschap met FMAX naar de benaderingspositie
in het bewerkingsvlak. Deze positie ligt op een afstand gelijk aan de gereed-
schapsradius en de zijdelingse veiligheidsafstand Q357 naast het werkstuk.
2 Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang FMAX in de gereedschapsas naar
veiligheidsafstand Q200 en vervolgens met Q207 AANZET FREZEN naar de
eerste diepte-instelling Q202.
3 De besturing verplaatst het gereedschap via een cirkelbaan naar het startpunt 1.
4 Het gereedschap verplaatst zich met de geprogrammeerde aanzet Q207 naar
eindpunt
2
en verlaat de contour met een cirkelbaan.
5 Aansluitend positioneert de besturing het gereedschap met Q253 AANZET
VOORPOS. naar de benaderingspositie van de volgende baan.
6 De stappen 3 t/m 5 worden herhaald totdat het complete vlak is gefreesd.
7 Als er meerdere diepte-instellingen zijn geprogrammeerd, verplaatst de besturing
het gereedschap aan het einde van de laatste baan naar veiligheidsafstand Q200
en positioneert in het bewerkingsvlak naar de volgende benaderingspositie.
8 Bij de laatste verplaatsing freest de besturing de Q369 OVERMAAT DIEPTE in
Q385 AANZET NABEWERKEN.
9 Aan het einde van de laatste baan positioneert de besturing het gereedschap
naar de 2e veiligheidsafstand Q204 en vervolgens naar de laatste vóór de cyclus
geprogrammeerde positie.
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
De cirkelbanen bij het benaderen en verlaten van de banen zijn
afhankelijk van Q220 HOEKRADIUS .
De besturing berekent de verspringing uit de geprogrammeerde
breedte, de gereedschapsradius, de maximale baanoverlap-
pingsfactor Q370 en de zijdelingse veiligheidsafstand Q357.
15
627