Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
Strategie Q389=2
3 Daarna verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen
naar het eindpunt 2. Het eindpunt ligt buiten het oppervlak. De besturing berekent
het eindpunt uit het geprogrammeerde startpunt, de geprogrammeerde lengte, de
geprogrammeerde zijdelingse veiligheidsafstand en de gereedschapsradius
4 De besturing verplaatst het gereedschap in de spilas op veiligheidsafstand boven
de actuele diepte-instelling en verplaatst het met de aanzet voorpositioneren
meteen terug naar het startpunt van de volgende regel. De besturing berekent
de verspringing uit de geprogrammeerde breedte, de gereedschapsradius en de
maximale factor baanoverlapping
5 Vervolgens verplaatst het gereedschap zich terug in actuele diepte-instelling en
vervolgens weer in de richting van het eindpunt
6 Het proces herhaalt zich, totdat het ingevoerde vlak volledig is bewerkt. Aan het
eind van de laatste baan vindt de positionering plaats naar de volgende bewer-
kingsdiepte
7 Om loze slagen te vermijden, wordt het vlak vervolgens in omgekeerde volgorde
bewerkt
8 Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste
verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet
nabewerken afgefreesd
9 Aan het einde verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX terug naar de
2e veiligheidsafstand
Instructies
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL
uitvoeren.
Aanwijzingen voor het programmeren
Als voor Q227 STARTPUNT 3E AS en Q386 EINDPUNT 3E AS hetzelfde is
ingevoerd, voert de besturing de cyclus niet uit (diepte = 0 geprogrammeerd).
Programmeer Q227 groter dan Q386. Anders komt de besturing met een
foutmelding.
Q204 2E VEILIGHEIDSAFST. zo invoeren dat een botsing met het
werkstuk of met spanmiddelen uitgesloten is.
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
2
15
733