15
Helpscherm
Voorbeeld
11 CYCL DEF 209 SCHRDR.BOR. SPAANBR. ~
Q200=+2
Q201=-18
Q239=+1
Q203=+0
Q204=+50
Q257=+0
Q256=+1
Q336=+0
Q403=+1
12 CYCL CALL
Terugtrekken bij programma-onderbreking
Terugtrekken in de werkstand Automatische programma-afloop of modus regel
voor regel
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u bij het terugtrekken het gereedschap in plaats van bijv. in positieve
richting, in negatieve richting verplaatst, bestaat er botsingsgevaar.
U hebt bij het terugtrekken de mogelijkheid om het gereedschap in positieve en
negatieve richting van de gereedschapsas te verplaatsen
Maak u vóór het terugtrekken bewust in welke richting het gereedschap uit de
boring verplaatst moet worden
556
Parameter
Q403 Fact. toerent.ver. terugtrekken?
Factor waarmee de besturing het spiltoerental - en dus
ook de terugtrekaanzet - bij het terugtrekken uit de boring
verhoogt. Verhoging maximaal tot maximumtoerental van de
actieve stand instelling spil/toerenbereik.
Invoer: 0.0001...10
;VEILIGHEIDSAFSTAND ~
;DRAADDIEPTE ~
;SPOED ~
;COORD. OPPERVLAK ~
;2E VEILIGHEIDSAFST. ~
;BOORDPTE SPAANBREUK ~
;TERUGTR.HGT SPAANBR. ~
;HOEK SPIL ~
;FACTOR TOERENTAL
Als u het programma wilt onderbreken, de toets NC-stop
selecteren
HANDMATIG VERPL. selecteren
Gereedschap in de actieve gereedschapsas terugtrekken
Om het programma voort te zetten, POSITIE BENADEREN
selecteren
Er wordt een venster geopend. Hier toont de besturing de
asvolgorde en de doelpositie, actuele positie en restweg.
Toets NC start selecteren
De besturing verplaatst het gereedschap naar de diepte
waarop is gestopt.
Om het programma voort te zetten, nogmaals NC start
selecteren
AANWIJZING
Bewerkingscycli | Cycli voor freesbewerking
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022