15
15.2.3
Cyclus 201 NABEWERKEN
ISO-programmering
G201
Toepassing
Met deze cyclus kunt u eenvoudige passingen aanbrengen. U kunt voor de cyclus
optioneel een stilstandtijd onder definiëren.
Cyclusverloop
1 De besturing positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang met FMAX naar
de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak
2 Het gereedschap ruimt met de ingevoerde aanzet F tot de geprogrammeerde
diepte
3 Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil, indien ingevoerd
4 Vervolgens verplaatst de besturing het gereedschap met aanzet F terug naar de
veiligheidsafstand of naar de 2e veiligheidsafstand. De 2e veiligheidsafstand
Q204 werkt pas wanneer deze groter is geprogrammeerd dan de veilig-
heidsafstand Q200
Instructies
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u bij een cyclus de diepte positief invoert, keert de besturing
de berekening van de voorpositionering om. Het gereedschap verplaatst
zich in de gereedschapsas in ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het
werkstukoppervlak! Er bestaat botsingsgevaar!
Diepte negatief invoeren
Met machineparameter displayDepthErr (nr. 201003) instellen of de besturing
bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding af dient te geven (on) of
niet (off)
Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodi FUNCTION MODE MILL en
FUNCTION MODE TURN uitvoeren.
Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap.
Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q201, komt de besturing met een
foutmelding.
Aanwijzingen voor het programmeren
Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring) van het bewer-
kingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren
Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer
diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.
500
Bewerkingscycli | Cycli die onafhankelijk zijn van de technologie
AANWIJZING
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022