Contour- en puntdefinities | OCM-cycli voor patroondefinitie
Helpscherm
Q368
Q369
Voorbeeld
11 CYCL DEF 1271 OCM RECHTHOEK ~
Q650=+1
Q218=+60
Q219=+40
Q660=+0
Q220=+0
Q367=+0
Q224=+0
Q203=+0
Q201=-10
Q368=+0
Q369=+0
Q260=+50
Q578=+0.2
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
Parameter
Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?
Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het
actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.
Invoer: –99999,9999...+99999,9999
Q201 Diepte?
Q260
afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de contour.
Q203
De waarde werkt incrementeel.
Q201
Invoer: -99999.9999...+0
Q368 Overmaat voor kantnabewerking?
Overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak. De
waarde werkt incrementeel.
Invoer: 0...99999,9999
Q369 Overmaat voor dieptenabewerking?
Overmaat voor nabewerking voor de diepte. De waarde werkt
incrementeel.
Invoer: 0...99999,9999
Q260 Veilige hoogte?
Coördinaat in de gereedschapsas waarop een botsing met
het werkstuk uitgesloten is (voor tussenpositionering en
terugtrekken aan het einde van de cyclus). De waarde werkt
absoluut.
Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF
Q578 Factor radius bij binnenhoeken?
De binnenradii aan de contour ontstaan uit de gereedschaps-
radius opgeteld bij het product uit de gereedschapsradius en
Q578.
Invoer: 0.05...0.99
;FIGUURTYPE ~
;LENGTE 1E ZIJKANT ~
;LENGTE 2E ZIJKANT ~
;TYPE HOEKEN ~
;HOEKRADIUS ~
;POSITIE KAMER ~
;ROTATIEPOSITIE ~
;COORD. OPPERVLAK ~
;DIEPTE ~
;OVERMAAT ZIJKANT ~
;OVERMAAT DIEPTE ~
;VEILIGE HOOGTE ~
;FACTOR BINNENHOEKEN
14
459