Bij het verstellen van een stoel mogen
#
zich geen lichaamsdelen in het bewe‐
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel
door verschuiven van de zitplaats ach‐
terin tijdens het rijden
Als u een zitplaats achterin tijdens het rijden
verschuift, kan deze onverwacht en plotseling
verschuiven, bijvoorbeeld bij het remmen.
U kunt bekneld raken en u stoten tegen
onderdelen van het interieur of tegen andere
inzittenden.
Een zitplaats achterin alleen als het
#
voertuig stilstaat verschuiven.
Controleren of de zitplaats achterin na
#
het verschuiven vergrendeld is.
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel
door ontbrekende beschermende wer‐
king van de windowbag
Wanneer u de zitpositie binnen het gemar‐
keerde gebied verlaat, kan de windowbag zijn
beschermende werking niet meer optimaal
vervullen.
De beschermende werking van de windowbag
neemt geleidelijk af en kan eventueel zelfs
volledig teniet worden gedaan.
De zitplaatsen achterin of de achter‐
#
bank binnen het gemarkeerde gebied op
de geleiderail vergrendelen.
1
Ontgrendelingshendel verstelling in lengte‐
richting
2
Markering stoelstand
3 Markering basisstand
Vanuit de basisstand 3 kunt u de zitplaatsen
achterin voor passagier in stappen van 5 cm naar
voren of naar achteren verschuiven. Daarbij de
Stoelen en opbergen
kleinere knieruimte voor de passagiers in acht
nemen, waardoor het gevaar voor letsel bij het
remmen toeneemt.
De ontgrendelingshendel
#
van de pijl trekken.
De zitplaats achterin met uitgetrokken ont‐
#
grendelingshendel in de gewenste stand ver‐
schuiven.
De ontgrendelingshendel
#
De zitplaats achterin naar voren en naar ach‐
#
teren bewegen, tot de sledes aan beide zijden
correct vergrendelen.
De stoel mag niet meer kunnen worden ver‐
schoven.
Zitplaats achterin naar voren en terugklappen
& WAARSCHUWING Inklemgevaar bij
instelling van de stoelen
Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
Bij het verstellen van een stoel mogen
#
zich geen lichaamsdelen in het bewe‐
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len en letsel bij niet-vergrendelde stoel
Als een stoel niet vergrendeld is, kan deze tij‐
dens het rijden losraken.
Altijd controleren of alle stoelen zoals
#
beschreven vergrendeld zijn.
De stoelgeleiderails en verankeringen in de voer‐
tuigbodem vrij van vuil en voorwerpen houden,
om een veilige vergrendeling van de stoelen te
waarborgen.
& WAARSCHUWING Inklemgevaar door
niet vergrendelde stoel
De stoel vergrendelt bij het voorover klappen
niet. De stoel kan onverwijld terugklappen,
bijvoorbeeld bij het accelereren, remmen, bij
een abrupte verandering van rijrichting of bij
een ongeval.
Personen in het bewegingsbereik van de stoel
kunnen bekneld raken.
Een naar voren geklapte stoel voor het
#
rijden altijd terugklappen.
Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#
89
1
in de richting
1
loslaten.