36
Veiligheid voor inzittenden
Na montage van een naar voren gericht kin‐
derzitjesbevestigingssysteem op de bijrijders‐
stoel: PASSENGER AIR BAG OFF kan continu
branden of gedoofd zijn, afhankelijk van het kin‐
derzitjesbevestigingssysteem en het postuur van
het kind. Altijd de volgende aanwijzingen in acht
nemen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel
door verkeerde plaatsing van het naar
voren gerichte kinderzitjesbevestigings‐
systeem
Als een kind in een naar voren gericht kinder‐
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers‐
stoel wordt beveiligd en de passagiersstoel te
dicht bij de cockpit wordt geplaatst, kan het
kind bij een ongeval:
Bijvoorbeeld met delen van het interieur
R
in aanraking komen, als het controle‐
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt.
Door de airbag worden geraakt, als het
R
controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
gedoofd is.
De passagiersstoel altijd zo ver mogelijk
#
naar achteren plaatsen en de zitting‐
hoogteverstelling in de laagste stand
zetten. Daarbij altijd de correcte ligging
van de schoudergordel vanaf de gordel‐
doorvoeropening van de auto naar de
schoudergordelgeleiding van het kinder‐
zitjesbevestigingssysteem in acht
nemen. De schoudergordelband moet
vanaf de gordeldoorvoeropening naar
voren en omlaag verlopen. Indien nodig
de gordeldoorvoeropening en de passa‐
giersstoel overeenkomstig instellen.
Beslist de montagehandleiding van de
#
fabrikant van het kinderzitjesbevesti‐
gingssysteem in acht nemen.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings‐
systeem op de bijrijdersstoel de voertuigspeci‐
fieke aanwijzingen in acht nemen
(
pagina 49).
/
Er zit een persoon op de bijrijdersstoel: PAS‐
SENGER AIR BAG OFF kan continu branden of
gedoofd zijn, afhankelijk van het postuur van de
persoon.
Een persoon op de bijrijdersstoel moet altijd de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
Wanneer de bijrijdersstoel bezet is door een
R
volwassene of een persoon met overeenkom‐
stig postuur, moet het controlelampje PAS‐
SENGER AIR BAG OFF gedoofd zijn. Hiermee
wordt aangegeven dat de bijrijdersairbag
ingeschakeld is.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt, mag een volwassene of
een persoon met overeenkomstig postuur de
bijrijdersstoel niet gebruiken.
In plaats daarvan een zitplaats achterin
gebruiken.
Wanneer de bijrijdersstoel bezet is door een
R
persoon met een klein postuur (bijvoorbeeld
een tiener of een kleine volwassene), brandt
het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
afhankelijk van het classificatieresultaat con‐
tinu of is het gedoofd.
PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd: De
-
bijrijdersstoel zo ver mogelijk naar achte‐
ren zetten of voor de persoon met klein
postuur een zitplaats achterin gebruiken.
PASSENGER AIR BAG OFF brandt continu:
-
De persoon met klein postuur mag de bij‐
rijdersstoel niet gebruiken.
& WAARSCHUWING Letsel‑ of levensge‐
vaar bij brandend PASSENGER AIR BAG
OFF-controlelampje
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF na de zelftest nog steeds brandt, is de
passagiersairbag uitgeschakeld.
Bij bezette passagiersstoel altijd het volgende
controleren:
De classificatie van de persoon op de pas‐
R
sagiersstoel moet correct zijn en de pas‐
sagiersairbag moet overeenkomstig de
persoon op de passagiersstoel in- of uit‐
geschakeld zijn.
De persoon moet correct zitten en de vei‐
R
ligheidsgordel correct hebben omgegespt.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
Kinderzitjesbevestigingssysteem op de bijrij‐
R
dersstoel (
pagina 49).
/
Geschikte plaatsing van het kinderzitjesbe‐
R
vestigingssysteem (
pagina 42).
/