Werking en aanwijzingen ................... 211
®
iPhone
Zie Apple CarPlay
ISOFIX-kinderzitjesverankering
Geschikte zitplaatsen voor de
bevestiging ......................................... 43
Monteren ........................................... 44
K
Kaart .............................................. 242, 244
Actieradius weergeven ..................... 249
Actualisering .................................... 248
Gebied mijden .................................. 247
Gebied mijden (overzicht) ................. 247
Gebied wijzigen ................................ 247
Gebied wissen .................................. 247
Informatie in tekstvorm selecteren ... 246
Kaartgegevens .................................. 248
Kaartoriëntatie selecteren ................ 245
Kaartschaal automatisch instellen .... 248
Kaartversie weergeven ..................... 247
Kompas weergeven .......................... 248
Laadstations ..................................... 229
Qibla weergaven ............................... 248
Satellietkaart weergeven .................. 249
Schaal instellen ................................ 244
Snelweginformatie in- en uitscha‐
kelen ................................................ 246
Symbolen voor speciale bestem‐
mingen selecteren ............................ 245
Verkeerskaart weergeven ................. 242
Verschuiven ...................................... 245
Volgende dwarsstraat aangeven ....... 246
Weersinformatie weergeven ............. 249
Keuzehendel
Zie DIRECT SELECT-keuzehendel
Kinderen
Algemene aanwijzingen ...................... 37
Gevaren in de auto vermijden ............. 38
Kinderslot
Uitzetbare ruit ..................................... 51
Kinderslot (deuren) ................................ 50
Kinderzitje
Aanbevelingen voor kinderzitjesbe‐
vestigingssystemen ............................ 40
Aanwijzingen met betrekking tot
risico's en gevaren ............................. 38
Algemene aanwijzingen ...................... 37
Bevestiging (aanwijzingen) ................. 42
Goedkeuringscategorieën ................... 42
ISOFIX-(montage) ............................... 44
®
Op de passagiersstoel met een
gordel bevestigen ............................... 49
Op de zitplaats achterin met een
gordel bevestigen ............................... 48
Passagiersstoel (aanwijzingen) ........... 49
Passagiersstoel (zonder automati‐
sche airbaguitschakeling) ................... 48
Top Tether .......................................... 45
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsystemen ........ 43
Zitplaatsen geschikt voor met een
gordel bevestigde kinderzitjesbe‐
vestigingssystemen ............................ 46
Klankinstellingen .................................. 274
Automatische volumeaanpassing ..... 274
Balans/fader instellen ...................... 274
Geluidsmenu oproepen ..................... 274
Hoge, midden en lage tonen instel‐
len .................................................... 274
Informatie ......................................... 274
Klantenservice
Zie Weergave onderhoudsinterval
Klaptafel .................................................. 99
Gebruiken ......................................... 100
In- en uitbouwen ................................. 99
Verschuiven ........................................ 99
Klimaatregeling
A/C-functie in-/uitschakelen ........... 123
Aanwijzing ........................................ 122
Achterruitverwarming in- en uit‐
schakelen ......................................... 126
Automatisch regelen ......................... 124
Bedieningseenheid TEMPMATIC ....... 121
Bedieningseenheid THERMOTRO‐
NIC ................................................... 122
Energiebesparend gebruiken ............ 122
In- en uitschakelen ........................... 123
Klimaatregeling vooraf ...................... 127
Koelmiddel ....................................... 327
Luchthoeveelheid instellen ............... 124
Luchtrecirculatie in-/uitschakelen .... 125
Luchtuitstroomopeningen instellen .. 126
Luchtverdeling instellen .................... 124
Ruiten ontwasemen .......................... 125
Standen van de luchtverdeling .......... 124
Synchronisatiefunctie in-/uitscha‐
kelen (bedieningseenheid) ................ 125
Temperatuur instellen ....................... 125
Voorruit ontwasemen ....................... 125
Klimaatregeling vooraf
Aanwijzing ........................................ 127
Via sleutel ......................................... 128
Via toets in- en uitschakelen ............. 129
Trefwoordenregister 367