Download Print deze pagina

Mercedes-Benz EQV 2020 Handleiding pagina 158

Advertenties

Wanneer aan een van de volgende voorwaarden
is voldaan, kan het Active Brake Assist de remin‐
greep beëindigen:
U wijkt uit voor een obstakel door te sturen.
R
Er bestaat geen aanrijdingsgevaar meer.
R
Er wordt geen obstakel meer in de lijn van het
R
voertuig herkend.
Systeemgrenzen
Na het inschakelen van het contact of na het
wegrijden is de volledige werking van het sys‐
teem gedurende enkele seconden nog niet
beschikbaar.
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
Bij sneeuw, regen, mist of veel spatwater
R
Wanneer de sensoren vervuild, beslagen,
R
beschadigd of afgedekt zijn
Wanneer de sensoren door andere radarbron‐
R
nen worden gehinderd, bijvoorbeeld bij sterke
radarreflectie in parkeergarages
Als bandenspanningsverlies of een bescha‐
R
digde band is herkend of weergegeven
Bij complexe verkeerssituaties waarbij objec‐
R
ten niet altijd eenduidig kunnen worden her‐
kend
Wanneer voetgangers of voertuigen zich snel
R
binnen het registratiegebied van de radarsen‐
soren bewegen
Wanneer voetgangers door andere objecten
R
worden afgedekt
Wanneer de typische contour van een voet‐
R
ganger niet voldoende afwijkt van de achter‐
grond
Wanneer een voetganger niet meer als zoda‐
R
nig wordt herkend, bijvoorbeeld door speciale
kleding of andere objecten
In scherpe bochten
R
Na een beschadiging van de voorzijde van het
voertuig de instelling en werking van de radarsen‐
sor bij een gekwalificeerde werkplaats laten con‐
troleren. Dit geldt ook voor aanrijdingen met lage
snelheid, waarbij geen schade aan de voorzijde
van het voertuig zichtbaar is.
Afstandswaarschuwingsfunctie in- of uitscha‐
kelen
Boordcomputer
Assistentie
Afstandswaarschuwing
4
5
In- en uitschakelen: De toets a indruk‐
#
ken.
Als de afstandswaarschuwingsfunctie uitge‐
schakeld is, toont het multifunctioneel display
in de assistentieweergave het symbool æ.
Functie van het adaptieve remlicht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achterop‐
komend verkeer bij een noodstopsituatie door de
volgende signalen:
knipperende remlichten
R
inschakelen van de alarmknipperlichtinstalla‐
R
tie
Wanneer het voertuig vanaf een snelheid hoger
dan 50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen
de remlichten snel. Daardoor wordt het achterop‐
komende verkeer op zeer opvallende wijze
gewaarschuwd.
Als de snelheid bij het begin van het afremmen
hoger dan 70 km/h is, wordt de alarmknipper‐
lichtinstallatie ingeschakeld zodra het voertuig tot
stilstand is gekomen. Als vervolgens wordt verder
gereden, wordt de alarmknipperlichtinstallatie bij
circa 10 km/h automatisch uitgeschakeld.
De alarmknipperlichtinstallatie kan ook met de
alarmknipperlichtentoets worden uitgeschakeld
(
pagina 107).
/
TEMPOMAT en limiter
Functie van de TEMPOMAT
De TEMPOMAT accelereert het voertuig automa‐
tisch en remt hem ook weer af om een eerder
opgeslagen snelheid aan te houden.
Als u bijvoorbeeld accelereert om in te halen,
wordt de opgeslagen snelheid niet gewist. Wan‐
neer u na de inhaalmanoeuvre de voet van het
gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de snel‐
heid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
De TEMPOMAT wordt bediend met de TEMPO‐
MAT-hendel. Elke snelheid vanaf 20 km/h kan
worden ingesteld.
De TEMPOMAT kan het gevaar voor ongevallen
vanwege een niet-aangepaste rijstijl niet verlagen
noch de natuurkundige grenzen buiten werking
stellen. Hij kan geen rekening houden met de
Rijden en parkeren 155

Advertenties

loading