het systeem aanwezig is, kan de elektrische par‐
keerrem onder bepaalde omstandigheden niet
worden gesloten en gaat het gele controle‐
lampje ! branden.
Parkeer het voertuig in dit geval op de volgende
manier:
Het voertuig op een vlakke ondergrond parke‐
R
ren en tegen wegrollen beveiligen.
De transmissie in de stand j zetten.
R
%
Pas wanneer het rode controlelampje !
continu brandt, is de elektrische parkeerrem
ook daadwerkelijk gesloten.
Een gesloten parkeerrem kan bij een lage boord‐
netspanning of bij een storing in het systeem
eventueel niet worden vrijgezet. Het gele contro‐
lelampje ! en het rode controlelampje !
branden in dat geval. Contact opnemen met een
gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische parkeerrem automatisch vastzet‐
ten
Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd
terwijl het voertuig stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch ingeschakeld.
Het rode controlelampje ! in het multifunctio‐
neel display gaat branden. Pas wanneer het rode
controlelampje ! continu brandt, is de elektri‐
sche parkeerrem ook daadwerkelijk gesloten.
Elektrische parkeerrem automatisch vrijzet‐
ten
Als aan alle onderstaande voorwaarden is vol‐
daan, wordt de elektrische parkeerrem van uw
voertuig vrijgezet:
De chauffeursstoel is bezet.
R
De gordelslottong van de veiligheidsgordel
R
steekt in het gordelslot van de chauffeurs‐
stoel.
Het aandrijfsysteem is gestart.
R
De transmissie wordt in de stand h of k
R
gezet.
De elektrische parkeerrem handmatig bedie‐
nen of vrijzetten
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len en letsel als kinderen zonder toezicht
in het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer‐
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
Portieren openen en daardoor andere per‐
R
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Uitstappen en door het verkeer worden
R
gegrepen.
Uitrustingen van het voertuig bedienen en
R
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
De parkeerrem vrij te zetten.
R
De transmissiestand te wijzigen.
R
Het voertuig te starten.
R
Kinderen nooit zonder toezicht in het
#
voertuig laten.
Bij het verlaten van het voertuig altijd de
#
sleutel meenemen en het voertuig ver‐
grendelen.
De sleutel buiten bereik van kinderen
#
bewaren.
Als de parkeerrem snel na elkaar veelvuldig wordt
ingeschakeld en vrijgezet, is het vrijzetten van de
parkeerrem op een gegeven moment niet meer
mogelijk. Als bescherming tegen beschadiging is
het vrijzetten van de parkeerrem in dat geval kort‐
stondig geblokkeerd – speelbeveiliging. Na circa
Rijden en parkeren 149