Status van
Melding
het opladen
3
3
#
Brandt groen
#
Knippert rood
(gedurende
circa 90 s)
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen
van de hoogspanningsaccu aan de netcon‐
tactdoos (mode 2)
& GEVAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op een netcontact‐
doos aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld lei‐
den tot brand of een stroomstoot.
De laadkabel alleen op een netcontact‐
#
doos aansluiten, die:
volgens voorschriften geïnstalleerd is en
R
door een elektrotechnicus is gecontro‐
R
leerd.
Om veiligheidsredenen alleen laadka‐
#
bels gebruiken die bij de auto zijn gele‐
verd of voor deze auto zijn goedge‐
keurd.
Geen beschadigde laadkabel gebruiken.
#
Niet gebruiken:
#
Verlengsnoeren
R
Kabelhaspels
R
Stekkerdozen
R
Geen stekkerdoosadapter gebruiken om
#
de laadkabel op de netcontactdoos aan
te sluiten. De enige uitzondering is wan‐
neer de adapter door de fabrikant is
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een
elektrische auto.
Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
#
handleiding van de stekkerdoosadapter
in acht nemen.
Betekenis
* AANWIJZING Gevaar door een te hoge
Een te hoge laadstroom kan tot het activeren
van de zekering of oververhitting van het
Opladen afge‐
externe stroomnet leiden.
sloten
#
Storing bij het
laden
#
Vóór het opladen via een netcontactdoos de
maximaal toegestane laadstroom van de betref‐
fende netcontactdoos of de netvoedingsinstalla‐
tie door een elektricien laten controleren.
Voor de laadkabel kan de maximumwaarde van
de laadstroom landspecifiek zijn ingesteld. Bij het
opladen in het buitenland kan de maximum‐
waarde de daar toegestane waarde overschrijden.
Bij het opladen in het buitenland de landspeci‐
fieke regelingen in acht nemen.
Er mogen alleen laadkabels worden gebruikt die
voldoen aan de lokale netwerkvereisten van het
land waarin u zich op dat moment bevindt en die
zijn goedgekeurd voor uw voertuig.
Bij vragen over laadkabels of een storing in de
werking contact opnemen met een gekwalifi‐
ceerde werkplaats.
De maximaal toegestane laadstroom kan in de
boordcomputer worden ingesteld
(
/
Het opladen kan afhankelijk van de stroomvoor‐
ziening verschillend zijn.
%
Korte oplaadtijden kunnen op de volgende manie‐
ren worden bereikt:
R
R
Daartoe de aanwijzingen ter plekke in acht
nemen.
Rijden en parkeren 143
laadstroom
Controleren of het externe stroomnet
voor de ingestelde laadstroom geschikt
is.
De ingestelde laadstroom indien nodig
reduceren of een andere netcontact‐
doos gebruiken.
pagina 142).
Wanneer het voertuig meer tijd dan normaal
voor het opladen van de hoogspanningsaccu
nodig heeft, de instellingen voor de maximale
laadstroom in de boordcomputer controleren.
bij het opladen aan een wallbox
bij het opladen bij een laadstation