Onder winterse omstandigheden bieden alleen
winterbanden met het sneeuwvloksymbool i
naast het M+S-kenmerk de beste grip.
Alleen met deze banden kunnen rijveiligheidssys‐
temen, zoals het ABS en het ESP
ter optimaal werken. Deze banden zijn speciaal
ontwikkeld voor het rijden in sneeuw.
Om een veilig rijgedrag te verkrijgen moeten op
alle vier de wielen M+S-banden van hetzelfde
merk en met hetzelfde profiel worden gemon‐
teerd.
De toegestane maximumsnelheid van de gemon‐
teerde M+S-banden mag nooit worden overschre‐
den.
Als M+S-banden worden gemonteerd met een
lagere toegestane maximumsnelheid dan de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid van
het voertuig, moet in het gezichtsveld van de
chauffeur een sticker worden aangebracht. Deze
is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werk‐
plaats.
Als er winterbanden zijn gemonteerd, de vol‐
gende maatregelen nemen:
Bandenspanning controleren (
R
Bandenspanningscontrole opnieuw starten
R
(
pagina 313)
/
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuw‐
kettingen
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door verkeerde montage van de
sneeuwkettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de achterwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwket‐
tingen in contact komen met de carrosserie
of met onderdelen van het onderstel.
Nooit sneeuwkettingen op de achterwie‐
#
len monteren.
Sneeuwkettingen alleen paarsgewijs op
#
de voorwielen monteren.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door brekende sneeuwkettingen
Wanneer u met sneeuwkettingen te snel rijdt,
kunnen deze breken en anderen verwonden
en het voertuig beschadigen.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
®
, ook in de win‐
volgende in acht nemen:
R
R
R
R
R
pagina 309)
/
%
Bandenspanning
Aanwijzingen met betrekking tot de banden‐
spanning
Een te lage of te hoge bandenspanning heeft de
volgende gevolgen:
R
R
R
De toegestane maximumsnelheid voor
#
het rijden met sneeuwkettingen in acht
nemen.
Sneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie
daarover is verkrijgbaar bij een gekwalifi‐
ceerde werkplaats.
Om veiligheidsredenen uitsluitend de door
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin‐
gen gebruiken.
Sneeuwkettingen alleen gebruiken als de weg
geheel met sneeuw bedekt is. De sneeuwket‐
tingen zo snel mogelijk verwijderen, als de
weg niet meer geheel met sneeuw bedekt is.
Plaatselijke bepalingen kunnen het gebruik
van sneeuwkettingen beperken. De overeen‐
komstige voorschriften in acht nemen voordat
u sneeuwkettingen monteert.
De toegestane maximumsnelheid met gemon‐
teerde sneeuwkettingen bedraagt 50 km/h.
®
Het ESP
kan voor het wegrijden worden uit‐
geschakeld (
pagina 153). Zo kunnen de
/
wielen doordraaien en een hogere aandrijf‐
kracht opwekken.
De levensduur van de band wordt verkort.
Beschadiging van de banden wordt in de hand
gewerkt.
Het rijgedrag en daarmee de rijveiligheid wor‐
den nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door
aquaplaning.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij herhaaldelijk drukverlies in de
band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot een klap‐
band leiden.
Banden op binnengedrongen voorwer‐
#
pen onderzoeken.
Wielen en banden 309