Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

164 Rijden en parkeren
PARKTRONIC uit- of inschakelen
De schakelaar é indrukken.
#
Wanneer de PARKTRONIC uitgeschakeld is,
brandt de LED op de schakelaar é.

Achteruitrijcamera

Functie van de achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera bevindt zich naast de hand‐
greep van de achterklep en wordt door een klep
beschermd tegen regendruppels of stof. Wanneer
de achteruitrijcamera wordt ingeschakeld, gaat
deze klep open (
pagina 151).
/
De klep sluit weer als u de manoeuvreerproce‐
dure hebt beëindigd of het aandrijfsysteem hebt
uitgeschakeld.
Om technische redenen kan de klep na het uit‐
schakelen van de achteruitrijcamera nog korte
tijd geopend blijven.
In het multimediasysteem kunt u de functie van
de automatische weergave van de achteruitrijca‐
mera activeren. Bij het inschakelen van de achter‐
uitversnelling toont het mediadisplay automatisch
het beeld van de achteruitrijcamera. Dynamische
hulplijnen tonen het rijspoor aan de hand van de
actuele stuuruitslag. Zo kunt u zich bij het achter‐
uitrijden oriënteren en obstakels vermijden.
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver‐
vangen. De chauffeur blijft altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het
manoeuvreren of parkeren mogen zich onder
andere geen personen, dieren of voorwerpen in
het manoeuvreergebied bevinden; dit controle‐
ren.
Via de aan de onderzijde of aan de zijkant aange‐
brachte softkeys kunt u uit de volgende weerga‐
ven kiezen:
Normale weergave
1
Gele hulplijnen, breedte van het voertuig
(vlak waarover wordt gereden) afhankelijk
van de huidige stuuruitslag (dynamisch)
2
Gele hulplijn op circa 1,0 m afstand tot het
achtergedeelte
3
Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur‐
uitslag (dynamisch)
4
Bumper
5
Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
Groothoekweergave
De aanwijzingen voor het de reiniging en verzor‐
ging van de achteruitrijcamera in acht nemen
(
pagina 292).
/
De achteruitrijcamera kan obstakels vervormd,
niet correct of zelfs geheel niet weergeven. De
achteruitrijcamera kan niet alle objecten die zich
zeer dichtbij en/of onder de achterbumper bevin‐
den aangeven. Hij waarschuwt niet voor aanrijdin‐
gen, personen of voorwerpen.
Het gebied achter het voertuig wordt net als in de
binnenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
Wanneer u de achteruitversnelling verlaat, wor‐
den de dynamische hulplijnen uitgeschakeld.
Wanneer u na het verlaten van de achteruitver‐
snelling sneller dan circa 16 km/h rijdt, wordt de
achteruitrijcamera uitgeschakeld.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave