130 Rijden en parkeren
Rijden
Aanwijzingen met betrekking tot elektro-
modus
& WAARSCHUWING Brandwonden‑ en ver‐
giftigingsgevaar bij beschadigde hoog‐
spanningsaccu
Als het huis van de hoogspanningsaccu wordt
beschadigd, kunnen de elektrolyt en gassen
ontsnappen.
Contact met de huid, ogen of kleding
#
voorkomen.
Elektrolytspatten direct met water
#
afspoelen en zo snel mogelijk de hulp
van een arts inroepen.
& GEVAAR Explosiegevaar bij overschrijden
van de inwendige druk van de hoogspan‐
ningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ont‐
snappen en ontbranden.
Bij een ongewone geurontwikkeling,
#
rook of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
Direct de gevarenzone verlaten. De
#
gevarenzone op voldoende afstand
beveiligen.
Contact opnemen met de brandweer.
#
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
rijgeluiden en het akoestisch voertuigwaarschu‐
wingssysteem in acht nemen:
Het voertuig beschikt over een puur elek‐
R
trisch aandrijfsysteem en produceert bedui‐
dend minder rijgeluid dan voertuigen met ver‐
brandingsmotor.
Daarom is het voertuig uitgerust met een
soundgenerator als akoestisch voertuigwaar‐
schuwingssysteem (AVAS).
De soundgenerator genereert tot een snel‐
R
heid van circa 30 km/h snelheidsafhankelijke
rijgeluiden bij het voor- en achteruitrijden.
Andere verkeersdeelnemers, met name voet‐
gangers en fietsers, kunnen het voertuig op
die manier beter opmerken.
Vanaf een snelheid van 20 km/h wordt het
R
akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem
geleidelijk uitgeschakeld.
Het voertuig wordt ondanks de soundgenera‐
R
tor mogelijk niet door andere verkeersdeelne‐
mers akoestisch waargenomen. Uw rijstijl
overeenkomstig aanpassen.
De soundgenerator is uitgeschakeld als het
R
voertuig stilstaat.
Handmatig uitschakelen van het hoogspan‐
ningsboordnet
& GEVAAR Levensgevaar door het aanra‐
ken van beschadigde hoogspanningson‐
derdelen
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
spanning. Als u onderdelen van het hoog‐
spanningsboordnet verandert of beschadigde
onderdelen aanraakt, kunt u een stroomstoot
krijgen.
Onderdelen van het hoogspanningsboordnet
kunnen bij een ongeval ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
Nooit wijzigingen aan het hoogspan‐
#
ningsboordnet uitvoeren.
Nooit beschadigde onderdelen van het
#
hoogspanningsboordnet aanraken.
Na een ongeval geen hoogspanningson‐
#
derdelen aanraken.
De auto na een ongeval laten transpor‐
#
teren.
Het hoogspanningsboordnet bij een
#
gekwalificeerde werkplaats laten con‐
troleren.
Voorwaarden
Het waarschuwingslampje veiligheidssysteem
R
6 brandt in het combi-instrument, bijvoor‐
beeld na een ongeval.
Het voertuig is zwaar beschadigd en bestand‐
R
delen van het veiligheidssysteem zijn niet
geactiveerd, bijvoorbeeld na een ongeval.
Het aandrijfsysteem is niet gestart.
R
Het voertuig is beveiligd tegen wegrollen.
R
Hoogspanningsuitschakelsysteem in de
motorruimte gebruiken
Het aandrijfsysteem mag alleen handmatig wor‐
den uitgeschakeld in de eerder onder Voorwaar‐
den genoemde situaties.
De motorkap openen.
#