302 Pechhulp
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door beperkte veiligheidsrelevante
functies bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol‐
gende situaties beperkt of niet meer beschik‐
baar:
Het contact is uitgeschakeld.
R
Het remsysteem of de stuurbekrachtiging
R
vertoont een storing.
De energievoorziening of het boordnet
R
vertoont een storing.
Als uw auto dan wordt gesleept, kan voor het
sturen en remmen aanzienlijk meer kracht
nodig zijn.
Een sleepstang gebruiken.
#
Voor het slepen controleren of de stuur‐
#
inrichting vrij kan bewegen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij het slepen van een voertuig met
een te hoog gewicht
Wanneer‑ het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw
voertuig, kunnen de volgende situaties zich
voordoen:
Het sleepoog breekt af.
R
De combinatie kan gaan slingeren en zelfs
R
kantelen.
Vóór het aan- of afslepen controleren of
#
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege‐
staan totaalgewicht.
Gegevens over het toegestaan totaalgewicht van
uw voertuig staan op het voertuigtypeplaatje
(
pagina 324).
/
* AANWIJZING Beschadiging door ver‐
keerde bevestiging of ondeskundig
gebruik van de sleepkabel of -stang
De sleepkabel of sleepstang alleen aan
#
de sleepogen bevestigen.
De sleepogen niet gebruiken om een
#
voertuig te bergen.
* AANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Door abrupt wegrijden kunnen te hoge trek‐
krachten de voertuigen beschadigen.
Zo recht mogelijk, langzaam en niet
#
abrupt wegrijden.
* AANWIJZING Beschadigingen door
ondeskundig slepen met een sleepkabel
Wanneer de veiligheids- en beschermings‐
maatregelen bij het slepen met een sleepka‐
bel niet in acht worden genomen, kan dit tot
schade aan het voertuig leiden.
Op de volgende punten letten:
De sleepkabel indien mogelijk aan
#
dezelfde zijde aan beide voertuigen
bevestigen.
De sleepkabel alleen aan de sleepogen
#
bevestigen.
De wettelijk voorgeschreven lengte van
#
het sleepkabel niet overschrijden.
De sleepkabel in het midden markeren,
#
bijvoorbeeld met een witte lap
(30 x 30 cm). Daardoor herkennen
andere verkeersdeelnemers de sleepsi‐
tuatie.
Tijdens het rijden de remlichten van het
#
trekkende voertuig in de gaten houden
en altijd een dusdanige afstand aanhou‐
den, dat de sleepkabel niet doorhangt.
Voor het slepen geen staalkabel of ket‐
#
ting gebruiken.
* AANWIJZING Beschadiging door te snel
of te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijf‐
lijn beschadigd raken.
Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
#
overschrijden.
Een sleepafstand van 50 km niet over‐
#
schrijden.
* AANWIJZING Schade aan de aandrijflijn
door onvoldoende koeling
Als het koelsysteem beschadigd is, kan door
het slepen de aandrijflijn worden beschadigd.
Het voertuig laten slepen of vervoeren
#
met omhooggebrachte vooras.