Download Print deze pagina

Mercedes-Benz EQV 2020 Handleiding pagina 176

Advertenties

Als zich een voertuig op geringe afstand opzij in
het controlegebied bevindt en u de richtingaan‐
wijzer in de betreffende richting inschakelt, klinkt
een waarschuwingssignaal. Het rode waarschu‐
wingslampje in de buitenspiegel knippert. Als de
richtingaanwijzer ingeschakeld blijft, worden alle
overige herkende voertuigen alleen weergegeven
door het knipperen van het rode waarschuwings‐
lampje.
Als een voertuig wordt ingehaald, wordt alleen
een waarschuwing gegeven als het snelheidsver‐
schil kleiner dan 11 km/h is.
Systeemgrenzen
De dodehoekassistent kan in de volgende situ‐
aties beperkt beschikbaar zijn:
Bij vervuilde of afgedekte sensoren
R
Bij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
R
regen, sneeuw of spatwater
Bij smalle voertuigen in het controlegebied,
R
bijvoorbeeld fietsen
Bij zeer brede of zeer smalle rijstroken
R
Bij sterk zijdelings versprongen rijdende voer‐
R
tuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge‐
gronde waarschuwingen worden gegeven. Als
lang naast lange voertuigen wordt gereden, bij‐
voorbeeld een vrachtwagen, kan de waarschu‐
wing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dode‐
hoekassistent niet bedrijfsklaar.
Dodehoekassistent in- en uitschakelen
Boordcomputer
Assistentie
4
5
In- of uitschakelen: a indrukken.
#
De actuele status wordt weergegeven.
Wanneer de dodehoekassistent ingeschakeld is,
toont het multifunctioneel display in de assisten‐
tieweergave naast het voertuig grijze, zich naar
achteren voortplantende radargolven. Wanneer u
met ingeschakelde dodehoekassistent sneller dan
30 km/h rijdt, worden de radargolven in de assis‐
tentieweergave groen weergegeven. De dodehoe‐
kassistent is bedrijfsklaar.
Wanneer u bij ingeschakelde dodehoekassistent
het contact inschakelt, gaan de waarschuwings‐
lampjes in de buitenspiegel gedurende circa
1,5 seconden branden.
Dodehoek-assistent
Spoorassistent
Functie van de spoorassistent
De spoorassistent moet voorkomen dat u onge‐
wild de rijstrook verlaat. Daartoe waarschuwt het
systeem met een merkbare terugmelding in het
stuurwiel en met het knipperen van het status‐
symbool in het combi-instrument.
De functie is beschikbaar in het snelheidsbereik
tussen 60 km/h en 200 km/h.
De waarschuwing wordt gegeven wanneer tegelij‐
kertijd aan de volgende voorwaarden wordt vol‐
daan:
De spoorassistent herkent rijstrookmarkerin‐
R
gen.
Een voorwiel rijdt over de rijstrookmarkerin‐
R
gen.
U kunt de waarschuwing van de spoorassistent
in- en uitschakelen.
De spoorassistent kan het gevaar voor ongevallen
als gevolg van een niet aangepaste rijstijl niet ver‐
minderen en de natuurkundige grenzen niet ver‐
leggen. Hij kan geen rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi‐
tuatie. De spoorassistent is slechts een hulpmid‐
del en dient er niet toe om het voertuig zonder
assistentie van de chauffeur de rijstrook aan te
laten houden. De verantwoordelijkheid voor een
veilige afstand, de snelheid, het tijdig remmen en
het aanhouden van de rijstrook ligt bij u.
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
Het zicht is slecht, bijvoorbeeld door onvol‐
R
doende verlichting van de weg, bij sterk wis‐
selende schaduwen of door sneeuw, regen,
mist of veel spatwater.
Bij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko‐
R
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
door reflecties.
De voorruit is in de omgeving van de multi‐
R
functionele camera afgedekt of de camera is
beslagen, beschadigd of afgedekt.
Er zijn geen of meerdere, niet duidelijk her‐
R
kenbare rijstrookmarkeringen aanwezig, bij‐
voorbeeld in de omgeving van wegwerkzaam‐
heden.
De rijstrookmarkeringen zijn versleten, donker
R
of bedekt.
Rijden en parkeren 173

Advertenties

loading