144 Rijden en parkeren
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen
van de hoogspanningsaccu aan de wallbox of
bij het laadstation (mode 3)
& GEVAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op de wallbox aan
te sluiten, kan dit leiden tot brand of een
stroomstoot.
De laadkabel alleen op een wallbox aan‐
#
sluiten, die:
volgens voorschriften geïnstalleerd is en
R
door een elektrotechnicus is gecontro‐
R
leerd.
Om veiligheidsredenen alleen laadka‐
#
bels gebruiken die door de fabrikant zijn
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een
elektrische auto.
Geen beschadigde laadkabels gebrui‐
#
ken.
Laadkabels niet op een versterker aan‐
#
sluiten.
Laadkabels niet verlengen.
#
Geen adapters gebruiken.
#
Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
#
handleiding van de wallbox in acht
nemen.
Bij het laden altijd rekening houden met de lokale
netwerkvereisten van de plaats waar u zich
bevindt. Voor het laden aan een wallbox zonder
voorgemonteerde kabel alleen goedgekeurde
laadkabels gebruiken die voldoen aan deze net‐
werkvereisten. Bij vragen over de netwerkvereis‐
ten contact opnemen met een elektrotechnicus
of de lokale netbeheerder.
Aanwijzingen met betrekking tot het opladen
van de hoogspanningsaccu bij het laadstation
(mode 3/4)
& GEVAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Als u een beschadigd onderdeel gebruikt om
de auto op het laadstation aan te sluiten, kan
dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
Bij laadstations met vast gemonteerde
#
laadkabel:
Visuele controle van het laadstation
R
op uitwendige gebreken, zoals ern‐
stige beschadiging van de behuizing
of de laadkabel.
Bij laadstations zonder vast gemon‐
#
teerde laadkabel:
Om veiligheidsredenen alleen laad‐
R
kabels gebruiken die door de fabri‐
kant zijn getest en goedgekeurd
voor het opladen van de hoogspan‐
ningsaccu van een elektrische auto.
Geen beschadigde laadkabels
R
gebruiken.
Laadkabels niet verlengen.
R
Geen adapters gebruiken.
R
Beslist de veiligheidsaanwijzingen op
#
het laadstation in acht nemen.
Bij het laden altijd rekening houden met de lokale
netwerkvereisten van de plaats waar u zich
bevindt. Voor het wisselstroomladen bij een laad‐
station zonder voorgemonteerde kabel alleen
goedgekeurde laadkabels gebruiken die voldoen
aan deze netwerkvereisten. Bij vragen over de
netwerkvereisten contact opnemen met een elek‐
trotechnicus of de lokale netbeheerder.
De meeste laadstations moeten voor het opladen
worden ontgrendeld, bijvoorbeeld met een RFID-
kaart. Hiertoe de aanwijzingen van de aanbieder
van het lokale laadstation in acht nemen.
De op het laadstation voor het opladen weergege‐
ven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn
dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen.
Dit effect komt voort uit verschillende laadverlie‐
zen en wordt laadrendement genoemd. Laadver‐
liezen ontstaan bijvoorbeeld door de warmteont‐
wikkeling tijdens het laden of door ingeschakelde
nevenverbruikers. Meer informatie over het laad‐
rendement is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde
werkplaats.
Opladen van de hoogspanningsaccu bij een
snellaadstation (mode 4): Vanwege wettelijke
bepalingen in de afzonderlijke landen mag de
laadkabel naar het voertuig niet langer zijn dan
30 m in totaal. Dit is om te voorkomen dat er ont‐
vangststoringen in radiografische apparatuur in
het voertuig of in de nabije omgeving van het
laadstation ontstaan. In acht nemen dat ook
delen van de laadkabel onder de grond aangelegd