124 Klimaatregeling
Als het controlelampje boven de toets ¿ drie‐
maal knippert, is de functie vanwege een storing
uitgeschakeld. Het klimaatregelsysteem bij een
gekwalificeerde werkplaats laten controleren.
Klimaatregeling automatisch regelen
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld
R
(
pagina 123).
/
Automatische airconditioning THERMOTRO‐
NIC
In de automatische stand van de automatische
airconditioning THERMOTRONIC wordt de inge‐
stelde temperatuur automatisch constant gehou‐
den. De temperatuur van de uitstromende lucht,
de luchthoeveelheid en de luchtverdeling worden
automatisch aangepast.
De automatische stand kan alleen in het klimaat‐
menu, maar niet in het klimaatmenu voor de air‐
conditioning achterin (2e menuniveau), worden
in- of uitgeschakeld.
Automatische stand in- en uitschakelen:
#
De tuimelschakelaar à omhoog- of
omlaagdrukken.
Wanneer het controlelampje boven de tuimel‐
schakelaar à brandt, is de automatische
stand ingeschakeld.
Wanneer in de automatische stand de luchthoe‐
veelheid of de luchtverdeling handmatig wordt
gewijzigd, dooft het controlelampje boven de tui‐
melschakelaar Ã. De functie, die niet handma‐
tig gewijzigd is, wordt echter nog steeds automa‐
tisch geregeld. Wanneer de handmatig gewijzigde
functie weer in de automatische stand wordt
gezet, gaat het controlelampje boven de tuimel‐
schakelaar à opnieuw branden.
Informatie over de standen van de luchtver‐
deling
In alle standen van de luchtverdeling wordt lucht
via de zijluchtroosters naar de zijruiten geblazen,
om te voorkomen dat deze beslaan.
Airconditioning TEMPMATIC en automatische air‐
conditioning THERMOTRONIC
¯ Luchttoevoer via de ontwasemingsroosters
b Luchttoevoer naar de ontwasemingsroos‐
ters, middelste luchtuitstroomopeningen
en zijluchtroosters
_ Luchttoevoer naar de ontwasemingsroos‐
ters, middelste luchtuitstroomopeningen,
zijluchtroosters en luchtuitstroomopenin‐
gen in de beenruimte
a Luchttoevoer naar de ontwasemingsroos‐
ters en luchtuitstroomopeningen in de
beenruimte
P Luchttoevoer naar de middelste luchtuit‐
stroomopeningen en zijluchtroosters
S Luchttoevoer naar de middelste luchtuit‐
stroomopeningen, zijluchtroosters en
luchtuitstroomopeningen in de beenruimte
O Luchttoevoer naar de luchtuitstroomope‐
ningen in de beenruimte
W Automatische regeling van de luchtverde‐
ling
Luchtverdeling instellen
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld.
R
De tuimelschakelaar _ omhoog- of
#
omlaagdrukken.
Het klimaatmenu van het multimediasysteem
toont de verschillende standen van de lucht‐
verdeling.
De tuimelschakelaar _ zo lang omhoog- of
#
omlaagdrukken, tot de gewenste stand is
geselecteerd.
Voertuigen met klimaatregeling achterin
Wanneer de verwarming achterin ingeschakeld is,
wordt de warme lucht automatisch naar de lucht‐
uitlaat aan de linkerzijde van het voertuig in de
beenruimte achterin geleid.
Wanneer de airconditioning achterin ingeschakeld
is, geldt de instelling van de luchtverdeling op de
bedieningseenheid ook voor de klimaatregeling
achterin.
Dit geldt ook voor de automatische stand van de
automatische airconditioning THERMOTRONIC.
De lucht wordt dan automatisch naar de been‐
ruimte en/of het bovenlichaam achterin geleid.
Luchthoeveelheid instellen
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld.
R
Verhogen of verlagen: De tuimelschakelaar
#
K omhoog- of omlaagdrukken.