De oververhitte onderdelen laten afkoe‐
#
len alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motor‐
#
kap gesloten houden en contact opne‐
men met de brandweer.
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel
door bewegende delen
Componenten in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld contact blijven werken of
plotseling in werking treden.
Voordat werkzaamheden in de motorruimte
worden uitgevoerd het volgende in acht
nemen:
Het contact uitschakelen.
#
Nooit in de gevarenzone van bewegende
#
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibe‐
reik van de ventilator, reiken.
Sieraden en horloges afdoen.
#
Kledingstukken en haren uit de buurt
#
van bewegende delen houden.
& WAARSCHUWING Gevaar voor brand‐
wonden door hete onderdelen in de
motorruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun‐
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld het aandrijf‐
systeem en de radiateur.
Het aandrijfsysteem laten afkoelen en
#
alleen de hierna beschreven onderdelen
aanraken.
Als werkzaamheden in de motorruimte moeten
worden uitgevoerd, alleen de volgende onderde‐
len aanraken:
Motorkap
R
Afsluitdop ruitensproeiervloeistofreservoir
R
Afsluitdop koelvloeistofexpansiereservoir
R
* AANWIJZING Beschadiging aan motor‐
kap of ruitenwissers bij het openen van
de motorkap
Wanneer bij het openen van de motorkap de
ruitenwissers van de ruit weggeklapt zijn,
kunnen de ruitenwissers of de motorkap
beschadigd raken.
Controleren dat de ruitenwissers niet
#
van de ruit verwijderd zijn.
Onderhoud en verzorging 287
Motorkap openen
Het voertuig op een veilige plaats en op een
#
zo vlak mogelijke ondergrond parkeren.
Het voertuig tegen wegrollen beveiligen
#
(
pagina 148).
/
Het aandrijfsysteem uitschakelen.
#
Aan de ontgrendelingshendel
#
motorkap trekken.
De motorkap is ontgrendeld.
In de uitsparing grijpen, de hendel
#
motorkapslot naar links drukken en de motor‐
kap optillen.
Als de motorkap circa 40 cm geopend is,
wordt de motorkap automatisch door de gas‐
drukdempers geopend en geopend gehouden.
1
van de
2
van het