24
Uitvoermogelijkheden
Beeldschermuitvoer
U kunt de functie FN 16: F-PRINT gebruiken om meldingen in een venster
op het beeldscherm van de besturing te laten weergeven. Hierdoor kunt u
aanwijzingsteksten zo weergeven, dat de gebruiker daarop moet reageren. U kunt de
inhoud van de uitgevoerde tekst en de plaats in het NC-programma vrij selecteren. U
kunt ook variabelewaarden uitvoeren.
Om ervoor te zorgen dat het bericht op het besturingsbeeldscherm verschijnt, dient u
SCREEN: te definiëren als het uitvoerpad.
Voorbeeld
11 FN 16: F-PRINT TNC:\MASKE-
\MASKE1.A / SCREEN:
Bij een beeldschermuitvoer opent de besturing het venster FN16-PRINT. Het venster
blijft open tot u het sluit. Terwijl het venster geopend is, kunt u op de achtergrond de
besturing bedienen en een andere werkstand kiezen.
U kunt het venster als volgt sluiten:
Knop OK
Uitvoerpad SCLR: definiëren (Screen Clear)
Uitvoerbestand opslaan
Met de functie FN 16 kunt u de uitvoerbestanden op een station of USB-apparaat
opslaan.
Om ervoor te zorgen dat de besturing het uitvoerbestand opslaat, moet het pad incl.
station in de functie FN 16 worden vastgelegd.
Voorbeeld
11 FN 16: F-PRINT TNC:\MSK\MSK1.A /
PC325:\LOG\PRO1.TXT
Wanneer u in het NC-programma meerdere malen hetzelfde bestand uitvoert, voegt
de besturing binnen het doelbestand de actuele uitvoer achter de eerder uitgevoerde
inhoud toe.
1418
Variabelen Programmering | Variabelen: Q-, QL-, QR- en QS-parameters
Wanneer u bij meerdere beeldschermuitvoer in het NC-programma de
inhoud van het venster wilt vervangen, definieert u de sleutelwoorden
M_CLOSE of M_TRUNCATE.
; Uitvoerbestand met FN 16 op het
besturingsbeeldscherm laten weergeven
; Uitvoerbestand met FN 16 opslaan
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022