24
24.3.4
Numerieke waarden omzetten naar alfanumerieke waarden
Met de NC-functie TOCHAR kunt u de inhoud van een variabele in een QS-parameter
opslaan. De opgeslagen inhoud kunt u bijvoorbeeld met andere QS-parameters
koppelen.
In dit voorbeeld zet de besturing de numerieke waarde van Q-parameter Q50 om in
een alfanumerieke waarde. Deze waarde wijst de besturing aan de QS-parameter
QS11 toe.
11 QS11 = TOCHAR ( DAT+Q50
DECIMALS3 )
24.3.5
Deelstring uit een QS-parameter kopiëren
Met de NC-functie SUBSTR kunt u uit een QS-parameter een definieerbaar bereik in
een andere QS-parameter opslaan. U kunt deze NC-functie bijvoorbeeld gebruiken
om de bestandsnaam uit een absoluut bestandspad te extraheren.
In dit voorbeeld slaat de besturing een deelstring van de QS-parameter QS10 in
de QS-parameter QS13 op. Met behulp van het syntaxiselement BEG2 definieert
u dat de besturing vanaf het derde teken kopieert. Met het syntaxiselement LEN4
definieert u dat de besturing de volgende vier tekens kopieert.
11 QS13 = SUBSTR ( SRC_QS10 BEG2
LEN4 )
24.3.6
Deelstring binnen een QS-parameterinhoud zoeken
Met de functie NC-functie INSTR kunt u controleren of er zich een bepaalde
deelstring binnen een QS-parameter bevindt. Hiermee kunt u bijvoorbeeld vaststellen
of de aaneenschakeling van meerdere QS-parameters heeft gewerkt. Voor
de controle zijn twee QS-parameters nodig. De besturing doorzoekt de eerste
QS-parameter naar de inhoud van de tweede QS-parameter.
Wanneer de besturing de deelstring vindt, slaat de besturing het aantal tekens tot
de treffer voor de deelstring op in de resultaatparameter. Bij meerdere treffers is het
resultaat identiek, omdat de besturing de eerste treffer opslaat.
Wanneer de besturing de te zoeken deelstring niet vindt, slaat de besturing het totale
aantal tekens op in de resultaatparameter.
In dit voorbeeld zoekt de besturing in de QS-parameter QS10 naar de in QS13
opgeslagen tekenreeks. De zoekactie begint vanaf de derde positie. Bij het tellen van
de tekens begint de besturing met nul. De besturing wijst de treffer als aantal tekens
toe aan Q-parameter Q50.
37 Q50 = INSTR ( SRC_QS10 SEA_QS13 BEG2 )
24.3.7
Aantal tekens van een QS-parameterinhoud bepalen
De NC-functie STRLEN bepaalt het aantal tekens van een QS-parameterinhoud. Met
deze NC-functie kunt u bijvoorbeeld de lengte van een bestandspad bepalen.
Als de geselecteerde QS-parameter niet gedefinieerd is, wordt het resultaat -1
uitgevoerd.
In dit voorbeeld bepaalt de besturing het aantal tekens van de QS-parameter QS15.
De numerieke waarde van het aantal tekens wijst de besturing toe aan Q-parameter
Q52.
11 Q52 = STRLEN ( SRC_QS15 )
1438
Variabelen Programmering | Stringfuncties
; Numerieke waarde uit Q50 naar een
alfanumerieke waarde converteren en aan
een QS-parameter QS11 toewijzen
; Deelstring uit QS10 aan QS-parameter
QS13 toewijzen
; Aantal tekens van QS14 bepalen en aan
Q52 toewijzen
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022