90
Licht en zicht
1| Automatische interieurverlichtingsre‐
#
geling in- en uitschakelen
2
c Interieurverlichting voorin in- of uit‐
#
schakelen
3
w Laadruimteverlichting/verlichting
#
achterin in- of uitschakelen
Variant 4
1
c Interieurverlichting in- of uitschake‐
#
len
Interieurverlichting achterin
1
Inschakelen resp. uitschakelen van de
#
verlichting achterin of in het laadruim
Bewegingsmelder
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel
door de laserstraal van de bewegingsmel‐
der
De bewegingsmelder zendt niet zichtbare
straling uit door middel van LED's (Light Emit‐
ting Diode - lichtdiodes).
Deze LED's zijn als laser in de klasse 1M inge‐
deeld en kunnen in de volgende situaties het
netvlies beschadigen:
Wanneer gedurende langere tijd direct in
R
de ongefilterde laserstraal van de bewe‐
gingsmelder wordt gekeken
Wanneer direct met optische instrumen‐
R
ten, bijvoorbeeld een bril of een loep, in
de laserstraal van de bewegingsmelder
wordt gekeken.
Nooit direct in de bewegingsmelder kij‐
#
ken.
De bewegingsmelder bevindt zich in de laad‐
ruimte achter de scheidingswand in het midden
van het dak.
1
Positie bewegingsmelder
Bij voertuigen met een bewegingsmelder, wordt
de laadruimteverlichting tevens via deze bewe‐
gingsmelder ingeschakeld.
Wanneer de bewegingsmelder als het voertuig
stilstaat een beweging in de laadruimte herkent,
wordt de laadruimteverlichting gedurende circa
twee minuten ingeschakeld.
De laadruimteverlichting kan door de bewegings‐
melder worden ingeschakeld, wanneer:
het voertuig stilstaat, de parkeerrem is
R
bediend en het rempedaal niet wordt inge‐
drukt of
bij voertuigen met automatische transmissie
R
de keuzehendel in de stand j staat en het
rempedaal niet wordt ingedrukt