168
Rijden en parkeren
Uitval van het systeem
Als het systeem niet gebruiksklaar is, verschijnt
in het multimediasysteem de volgende melding:
Systeemgrenzen
De 360°-camera werkt in onder andere de vol‐
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
De voordeuren zijn geopend.
R
De buitenspiegels worden ingeklapt.
R
Het regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
R
De lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor‐
R
beeld 's nachts.
De omgeving wordt met een fluorescerend
R
licht verlicht, het display kan flikkeren.
Er ontstaat een snelle temperatuurwisseling,
R
bijvoorbeeld wanneer in de winter vanuit de
kou een verwarmde garage wordt ingereden.
De omgevingstemperatuur zeer hoog is.
R
De cameralens is afgedekt, vervuild of besla‐
R
gen.
Camera's of onderdelen van het voertuig
R
waarin de camera's zijn gemonteerd, zijn
beschadigd. In dit geval de camera's, hun
stand en afstelling laten controleren bij een
gekwalificeerde werkplaats.
In deze situaties de 360°-camera niet gebruiken.
Anders kunt u anderen bij het parkeren verwon‐
den of in botsing komen met voorwerpen.
Bij voertuigen met in hoogte instelbaar onderstel
of bij zwaar beladen voertuigen kunnen bij het
verlaten van de standaardhoogte om technische
redenen onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en
bij de weergave van de berekende beelden optre‐
den.
Door op het voertuig gemonteerde aanbouwdelen
(bijvoorbeeld een laadklep), kunnen het gezichts‐
veld en verdere functies van het camerasysteem
worden beperkt.
%
Het contrast van het display kan door plotse‐
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij
het uitrijden van een garage. Wees in dat
geval extra voorzichtig.
%
Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, als gevolg van bijvoorbeeld
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol‐
daan, wordt het beeld van de 360°-camera auto‐
matisch in het multimediasysteem weergegeven:
Het contact is ingeschakeld.
R
De achterste draaideuren worden geopend.
R
Op deze wijze kan het gebied achter het voertuig
worden bewaakt.
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt na
circa 10 seconden uitgeschakeld als de achterste
draaideuren worden gesloten.
De aanwijzingen voor het reinigen van de 360°-
camera in acht nemen (
Weergave van de 360°-camera selecteren
Voorwaarden
In het multimediasysteem is de functie
R
achteruitrijcam.
geactiveerd (
De achteruitversnelling inschakelen.
#
In het multimediasysteem de gewenste weer‐
#
gave selecteren.
Automatische functie van de achteruitrijca‐
mera in- en uitschakelen
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver‐
vangen. De chauffeur blijft te allen tijde verant‐
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in de baan van het voertuig
bevinden. De omgeving in de gaten houden en te
allen tijde klaar zijn om te remmen.
Multimediasysteem:
©
Instellingen
,
.
(Auto)
Achteruitrijcamera
.
Aut. achteruitrijcam.
#
Manoeuvreerondersteuning in-/uitschakelen
Multimediasysteem:
©
Instellingen
,
.
tie
Camera & parkeren
.
Manoeuvreeronderst.
#
pagina 291).
→
Aut.
pagina 168).
→
Fahrzeug
.
in- of uitschakelen.
Assisten-
.
in- of uitschakelen.