Band/schijfwiel
285/65R16C 131/129R
285/65R16C 131/129R
Max. achterasbelasting 3500 kg
Band/schijfwiel
225/75R16C 121/120R
225/75R16C 121/120R
285/65R16C 131/129R
285/65R16C 131/129R
2)
Geldig voor het kortstondig gebruik als reserve‐
wiel op de achteras over een afstand van maxi‐
maal 100 km en een maximumsnelheid van
55 km/h.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
Aanwijzingen met betrekking tot de banden‐
R
spanning (
pagina 317)
→
Bandenspanningscontrole
Werking van de bandenspanningscontrole bij
single-banden
Het systeem controleert met behulp van banden‐
spanningsensoren de bandenspanning en de ban‐
dentemperatuur van de op het voertuig gemon‐
teerde banden.
Nieuwe bandenspanningsensoren, bijvoorbeeld in
winterbanden, worden bij de eerste rit automa‐
tisch ingeleerd.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op het multifunctioneel display weergege‐
ven (
pagina 184).
→
Bij een duidelijk drukverlies van de banden volgt
een waarschuwing:
door displaymeldingen (
R
door het waarschuwingslampje h in het
R
combi-instrument
De chauffeur is ervoor verantwoordelijk, de ban‐
denspanning in te stellen op de geadviseerde,
voor de bedrijfsomstandigheden geschikte ban‐
denspanning voor koude banden. De banden‐
Beladingstoestand
Volledig beladen
Leeg
Beladingstoestand
Volledig beladen
Leeg
Volledig beladen
Leeg
pagina 379)
→
Max. achterasbelasting
Tot 3200 kg
460 kPa (4,6 bar, 67 psi)
400 kPa (4,0 bar, 58 psi)
Max. achterasbelasting
3500 kg
690 kPa (6,9 bar, 100 psi)
-
520 kPa (5,2 bar, 75 psi)
400 kPa (4,0 bar, 58 psi)
spanning met een bandenspanningsmeter instel‐
len als de banden koud zijn. In acht nemen dat de
bandenspanningscontrole de voor de actuele
bedrijfsomstandigheden correcte bandenspan‐
ning eerst moet inleren.
In de meeste gevallen actualiseert de banden‐
spanningscontrole de referentiewaarde automa‐
tisch, nadat de bandenspanning is gewijzigd. De
referentiewaarden kunnen echter ook worden
geactualiseerd door de bandenspanningscontrole
handmatig opnieuw op te starten
(
pagina 330).
→
Systeemgrenzen
Het systeem kan in de volgende situaties moge‐
lijk niet correct werken of buiten werking zijn:
Als de bandenspanning verkeerd is ingesteld
R
Bij een plotseling drukverlies, bijvoorbeeld
R
veroorzaakt door een binnengedrongen voor‐
werp
Bij een storing door een andere radiobron
R
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
Aanwijzingen met betrekking tot de banden‐
R
spanning (
pagina 317)
→
Bandenspanning met bandenspanningscon‐
trole controleren
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
R
329
Wielen en banden
2)