300
Pechhulp
* AANWIJZING Beschadiging door veelvul‐
dige en langdurige startpogingen
Door veelvuldige en langdurige startpogingen
kan door onverbrande brandstof de katalysa‐
tor worden beschadigd.
Veelvuldige en langdurige startpogingen
#
voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij starthulp
en bij het opladen van de accu:
Alleen onbeschadigde start-/laadkabels met
R
voldoende grote doorsnede en geïsoleerde
poolklemmen gebruiken.
Niet-geïsoleerde onderdelen van de poolklem‐
R
men mogen niet met andere metalen onder‐
delen in aanraking komen zolang de start-/
laadkabels met het hulpstartpunt zijn verbon‐
den.
De start-/laadkabels mogen geen onderdelen
R
aanraken die als de motor draait kunnen
bewegen.
Altijd erop letten dat uzelf en de accu niet
R
elektrostatisch opgeladen zijn.
Beslist vuur en open licht vermijden.
R
Niet over een accu buigen.
R
Bij het opladen: Alleen door Mercedes-Benz
R
geteste en goedgekeurde opladers gebruiken
en de handleiding van de oplader doorlezen
voordat de accu wordt opgeladen.
Bij de starthulp bovendien de volgende punten in
acht nemen:
Alleen accu's met een nominale spanning van
R
12‑V‑ als starthulp gebruiken.
De voertuigen mogen elkaar niet raken.
R
Voertuigen met accuhoofdschakelaar: De
#
accuhoofdschakelaar moet ingeschakeld zijn;
dit controleren (
pagina 127).
→
Het voertuig met de parkeerrem beveiligen.
#
Voertuigen met automatische transmis‐
#
sie: De transmissie in de stand j zetten.
Voertuigen met handgeschakelde versnel‐
#
lingsbak: De neutraalstand inschakelen.
Het contact en alle stroomverbruikers uit‐
#
schakelen.
De motorkap openen (
#
pagina 281).
→
Hulpstartpunt (voorbeeld)
%
Voertuigen met rechtse besturing: De
hulpstartpunten kunnen zich aan de tegen‐
overliggende zijde bevinden.
De afdekking van de plusaansluiting van de
#
externe accu verwijderen.
De plusklem van de startkabels/laadkabels
#
eerst op de pluspool van de externe accu
aansluiten.
Met de plusklem
2
#
rode afdekkap op het hulpstartpunt
een draai rechtsom terugduwen.
De plusklem op de plusaansluiting van het
#
hulpstartpunt
1
vastklemmen.
Bij starthulp: De motor van het hulpbiedende
#
voertuig met stationair toerental laten
draaien.
De minpool van de externe accu en het mas‐
#
sapunt aan het eigen voertuig met de start-/
laadkabel verbinden. Daarbij met de externe
accu beginnen.
Bij starthulp: De motor van het eigen voer‐
#
tuig starten.
Bij opladen: Het opladen starten.
#
Bij starthulp: De motoren enkele minuten
#
laten draaien.
Bij starthulp: Voordat de startkabel wordt
#
losgemaakt een elektrische verbruiker van de
eigen auto, bijvoorbeeld de achterruitverwar‐
ming of de verlichting, inschakelen.
Als de starthulp of het opladen beëindigd is:
De startkabels/laadkabels eerst van het mas‐
#
sapunt en de minpool van de externe accu
losmaken, vervolgens van de plusaansluiting
van de startkabel de
1
met