178
Rijden en parkeren
Het voertuig met aanhangwagen altijd op een vei‐
lige plaats parkeren en tegen wegrollen beveiligen
(
pagina 146). De aanhangwagen voorzichtig
→
aan- en afkoppelen.
Bij het achteruitrijden van het trekkend voertuig
erop letten dat niemand tussen voertuig en aan‐
hangwagen staat.
Als de aanhangwagen niet correct aan het trek‐
kend voertuig wordt aangekoppeld, kan de aan‐
hangwagen losraken. De in rijklare staat aange‐
koppelde aanhangwagen moet horizontaal achter
het trekkend voertuig staan.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
De maximumkogeldruk zoveel mogelijk benut‐
R
ten.
De toegestane kogeldruk niet over- of onder‐
R
schrijden.
De volgende waarden mogen niet worden over‐
schreden:
Toegestaan geremd of ongeremd aanhangwa‐
R
gengewicht
Het maximaal toegestane aanhangwagenge‐
wicht voor ongeremde aanhangwagens
bedraagt 750 kg.
Toegestane achterasbelasting van het trek‐
R
kende voertuig
Toegestaan totaalgewicht van het trekkende
R
voertuig
Toegestaan totaalgewicht van de aanhangwa‐
R
gen
Toegestaan totaal gewicht van de combinatie
R
Toegestane maximumsnelheid van de aan‐
R
hangwagen
De toegestane afmetingen die niet mogen worden
overschreden, vindt u op de volgende plaatsen:
in de voertuigpapieren
R
op het typeplaatje van de aanhangwagenvoor‐
R
ziening
op het typeplaatje van de aanhangwagen
R
op het voertuigtypeplaatje
R
Bij afwijkende waarden geldt de laagste waarde.
Voor het wegrijden het volgende controleren:
Op de achteras van de motorwagen is de ban‐
R
denspanning voor maximale belading inge‐
steld.
De koplampen zijn correct ingesteld.
R
Met een aanhangwagen gedraagt het voertuig
zich anders dan zonder aanhangwagen.
De combinatie:
is zwaarder
R
is beperkt in acceleratie- en klimvermogen
R
heeft een langere remweg
R
reageert sterker op harde zijwind
R
vereist fijngevoeliger sturen
R
heeft een grotere draaicirkel
R
Daardoor kan het rijgedrag verslechteren.
Tijdens het rijden met de combinatie de snelheid
altijd aan de actuele weg- en weersomstandighe‐
den aanpassen. Geconcentreerd rijden. Vol‐
doende veiligheidsafstand aanhouden.
De maximumsnelheid van 80 km/h of 100 km/h
ook aanhouden in landen waarin hogere snelhe‐
den voor voertuigen met aanhangwagen zijn toe‐
gestaan.
De wettelijk voorgeschreven maximumsnelheid
voor voertuigen met aanhangwagens in het
betreffende land aanhouden. Controleer voor
begin van de rit in het kentekenbewijs van de
aanhangwagen welke maximumsnelheid is toege‐
staan voor uw aanhangwagen (alleen in Duits‐
land).
De aanhangwagenvoorziening behoort tot de
onderdelen die van groot belang zijn voor de ver‐
keersveiligheid. De aanwijzingen met betrekking
tot de bediening, de verzorging en het onderhoud
in de handleiding van de fabrikant aanhouden.
Voertuigen met afneembare aanhangwagen‐
koppeling: Beperk het gevaar voor schade aan
de kogelhals. Als u de kogelhals niet nodig heeft,
deze uit de kogelkopbevestiging verwijderen.
%
In acht nemen dat bij het rijden met een aan‐
hangwagen de PARKTRONIC slechts beperkt
of helemaal niet beschikbaar is.
%
De hoogte van de kogelkop wijzigt met de
belading van het voertuig. In dit geval
gebruikmaken van een aanhangwagen met
een in hoogte instelbare aanhangwagendis‐
sel.
Rijtips
De toegestane maximumsnelheid voor combina‐
ties is afhankelijk van het type aanhangwagen.
Controleer voor begin van de rit in het kenteken‐
bewijs van de aanhangwagen welke maximum‐
snelheid is toegestaan voor uw aanhangwagen
(alleen in Duitsland).