136
Rijden en parkeren
Voorzichtig rijden en de rijstijl aanpas‐
#
sen aan het gewijzigde rijgedrag.
Het voertuig, rekening houdend met de
#
verkeerssituatie, tot stilstand brengen.
Contact opnemen met een gekwalifi‐
#
ceerde werkplaats.
* AANWIJZING Gevaar van beschadiging
van het chassis door het verlaagde voer‐
tuigniveau
Als de ENR een functiestoring vertoont of tij‐
dens het rijden naregelt, kan het voertuigni‐
veau te laag staan.
Op de staat van het wegdek en op vol‐
#
doende grondspeling letten.
Voorzichtig rijden.
#
Het voertuigniveau is afhankelijk van de bela‐
dingstoestand en de verdeling van de belading.
De ENR zorgt bij voertuigen met luchtgeveerde
achteras voor een compensatie van het niveau
van de achteras. Hierdoor blijft het voertuig onaf‐
hankelijk van de beladingstoestand altijd op de
rijhoogte. De rijdynamiek blijft behouden. Het
hoogteverschil tussen beide zijden van het voer‐
tuig mag daarbij maximaal 1 cm zijn.
De ENR werkt onafhankelijk van de motor en is
alleen ingeschakeld als het contact is ingescha‐
keld. De compressor van de ENR werkt hoorbaar.
%
Als de compressor voortdurend werkt, of
meerdere malen binnen een minuut start,
vertoont de ENR een functiestoring.
Overeenkomstig de uitrusting van het voertuig
schakelt de ENR ofwel afhankelijk van de snel‐
heid, ofwel afhankelijk van de stand van de par‐
keerrem om tussen de handmatige en de automa‐
tische functie.
Wanneer de ENR afhankelijk van de snelheid
schakelt, is de handmatige functie als het voer‐
tuig stilstaat automatisch geactiveerd. Het voer‐
tuigniveau kan dan worden verhoogd of verlaagd.
Wanneer vervolgens sneller dan 10 km/h wordt
gereden, is de handmatige functie automatisch
gedeactiveerd en stelt de automatische regeling
de rijhoogte in.
Wanneer de ENR afhankelijk van de stand van de
parkeerrem schakelt, is de handmatige functie
automatisch geactiveerd als de parkeerrem is
aangetrokken. Het voertuigniveau kan dan wor‐
den verhoogd of verlaagd voor het in- en uitladen.
Als de parkeerrem wordt gelost, is de handmatige
functie automatisch gedeactiveerd en stelt de
automatische regeling de rijhoogte in.
Voor werkzaamheden aan het voertuig of bij het
verwisselen van een wiel kan de ENR worden uit‐
geschakeld (
pagina 136).
→
Als de ENR een storing vertoont respectievelijk
als het voertuigniveau te hoog of te laag is, klinkt
een akoestisch signaal.
Het rij- en remgedrag van het voertuig verandert
dan duidelijk. De ENR regelt zo snel mogelijk het
normale voertuigniveau in. Voorzichtig verder rij‐
den, tot het akoestisch signaal stopt. Pas dan is
het voertuig op het normale niveau.
De automatische regeling en de ENR schakelen
afhankelijk van de geselecteerde optie automa‐
tisch weer in, om de rijhoogte weer in te stellen:
als de parkeerrem wordt gelost
R
vanaf een snelheid van 10 km/h
R
Als de compressor van de elektronische niveaure‐
geling oververhit dreigt te geraken, bijvoorbeeld
door het snel herhaald omhoog- en omlaagbren‐
gen, wordt de ENR uitgeschakeld (speelbeveili‐
ging). Het voertuigniveau kan dan na circa
een minuut weer omhoog of omlaag worden
gebracht.
Voertuigniveau omhoogbrengen en omlaag‐
brengen
Met de afstandsbediening
De ENR controleert zichzelf regelmatig bij het
inschakelen en tijdens het gebruik. Het controle‐
lampje
1
op de afstandsbediening gaat gedu‐
rende ongeveer een seconde branden, als ofwel
het contact, ofwel de ENR met de toets
ingeschakeld.
Een storing is aanwezig bij het volgende gedrag
van het controlelampje:
Het controlelampje gaat niet branden als het
R
contact of de ENR wordt ingeschakeld.
4
wordt
1