THERMOTRONIC
1
w Temperatuur instellen
2
Display
3
K Luchthoeveelheid
instellen
4
Voertuigen met
voorruitverwarming: De
voorruitverwarming in- of
uitschakelen
(
pagina 106)
→
5
Voertuigen met standver‐
warming of extra verwar‐
mingssysteem: & Stand‐
%
De controlelampjes in de toetsen geven aan,
dat de betreffende functie geactiveerd is.
Aircosystemen bedienen
Temperatuurregelsysteem in-/uitschakelen
Inschakelen: de luchthoeveelheid in het
#
menu voorin op stand 1 of hoger zetten.
Uitschakelen: de luchthoeveelheid in het
#
menu voorin op stand 0 of
Op het display van het temperatuurregelsys‐
teem verschijnt OFF.
%
Bij uitgeschakeld temperatuurregelsysteem
kunnen de ruiten sneller beslaan. Het tempe‐
ratuurregelsysteem slechts voor korte tijd uit‐
schakelen.
verwarming of extra verwar‐
mingssysteem in- of uit‐
schakelen (
→
6
Voertuigen met achterruit‐
verwarming: ¤ De ach‐
terruitverwarming in- of uit‐
schakelen (
→
7
d Luchtrecirculatie in-
of uitschakelen
(
pagina 105)
→
8
¬ Voorruitontdooiing in-
of uitschakelen
(
pagina 105)
→
9
_ Luchtverdeling instel‐
len (
pagina 105)
→
OFF
zetten.
A
¿ A/C-functie in- of uit‐
schakelen (
pagina 108)
B
à Klimaatregeling auto‐
matisch regelen voorin
(
→
(
→
pagina 106)
C
0 Synchronisatie in- of
uitschakelen
(
→
D
Y Voertuigen met tem‐
peratuurregelsysteem in 2
zones: De klimaatregeling/
verwarming achterin instel‐
len (controlelampje knip‐
pert) (
%
Indien de installatie voorin reeds is ingescha‐
keld en de installatie achterin is uitgescha‐
keld, wordt die door het omhoog zetten van
de aanjager in het menu achterin ingescha‐
keld. Indien de installatie voorin wordt inge‐
schakeld, wordt de installatie achterin auto‐
matisch mee ingeschakeld.
Klimaatregeling achterin instellen
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld
R
(
pagina 103).
→
103
Klimaatregeling
pagina 104)
→
pagina 104) en achterin
pagina 104)
pagina 105)
pagina 103)
→