122
Rijden en parkeren
Rijden in het terrein
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij het niet aanhouden van de vallijn
op hellingen
Als een helling schuin wordt bereden of op
een helling wordt gekeerd, kan het voertuig
zijdelings wegglijden, kantelen en over de kop
slaan.
Een helling altijd in de vallijn (in rechte
#
lijn naar boven of naar beneden) berij‐
den en niet keren.
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel
door versnellingskrachten tijdens het rij‐
den op het terrein
Door de ongelijkmatige bodemgesteldheid bij
het rijden in het terrein worden vanuit alle
richtingen versnellingskrachten uitgeoefend
op uw lichaam.
U kunt bijvoorbeeld van uw stoel worden
geworpen.
Ook bij het rijden in het terrein altijd de
#
veiligheidsgordel omgespen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel
aan de handen bij het rijden over obsta‐
kels
Als u over obstakels of door spoorvorming
ontstane geulen rijdt, kan het stuurwiel terug‐
slaan en letsel aan uw handen veroorzaken.
Het stuurwiel altijd goed met beide han‐
#
den vasthouden.
Bij het rijden over obstakels rekening
#
houden met verhoogde stuurkrachten.
& WAARSCHUWING Brandgevaar door
brandbaar materiaal aan hete onderdelen
van het uitlaatsysteem
Als brandbaar materiaal, bijvoorbeeld blade‐
ren, gras of takken, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontsteken.
Tijdens het rijden op onverharde wegen
#
of in het terrein regelmatig de onder‐
zijde van de auto controleren.
In het bijzonder ingeklemde delen van
#
planten of ander brandbaar materiaal
verwijderen.
Bij beschadigingen meteen contact
#
opnemen met een gekwalificeerde
werkplaats.
Tijdens het rijden op onverharde wegen of in het
terrein regelmatig de onderzijde van het voertuig
en de wielen en banden controleren. Met name
ingeklemde voorwerpen, zoals stenen en takken,
verwijderen.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot der‐
gelijke voorwerpen in acht nemen:
Ze kunnen het onderstel, de brandstoftank en
R
het remsysteem beschadigen.
Ook kunnen ze onbalans en daardoor trillin‐
R
gen veroorzaken.
Tevens kunnen ze tijdens het doorrijden wor‐
R
den weggeslingerd.
Bij beschadigingen contact opnemen met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij steile hellingen tijdens het rijden in het terrein
moet de vulhoogte in de AdBlue
genoeg zijn. Daarom voor de rit in het terrein con‐
troleren of het minimumniveau 10 liter bedraagt.
Bij het rijden in het terrein of op bouwplaatsen
kunnen bijvoorbeeld zand, modder, al dan niet
vermengd met olie, in de rem komen. Dit kan
voor een verminderde remwerking of het volledig
uitvallen van de rem zorgen, ook door verhoogde
slijtage. De remeigenschappen veranderen,
afhankelijk van het binnengedrongen materiaal.
De remmen na het rijden in het terrein reinigen.
Bij een verminderde remwerking of schurende
geluiden het remsysteem bij een gekwalificeerde
werkplaats laten controleren. De rijstijl aan de
gewijzigde remeigenschappen aanpassen.
Ritten in het terrein en op bouwplaatsen verho‐
gen de kans op voertuigschade, die vervolgens
tot uitval van aggregaten of systemen leidt. De rij‐
stijl aanpassen aan de terreinomstandigheden.
Geconcentreerd rijden. Voertuigschade direct bij
een gekwalificeerde werkplaats laten verhelpen.
Tijdens het rijden in ruw terrein niet de neutraal‐
stand inschakelen en niet ontkoppelen. U zou de
controle over het voertuig kunnen verliezen als u
probeert om met de bedrijfsrem te remmen. In de
achteruitversnelling terugrijden als de helling te
steil is.
Wanneer het voertuig voor het rijden in het ter‐
rein of op bouwplaatsen wordt beladen, het
zwaartepunt van het voertuig zo laag mogelijk
houden.
®
-tank altijd hoog