Veiligheidsgordels
Beschermingspotentieel van de veiligheids‐
gordel
De veiligheidsgordel voor aanvang van de rit altijd
correct omgespen. Alleen een correct omge‐
gespte veiligheidsgordel kan adequaat bescher‐
mingspotentieel bieden.
& WAARSCHUWING Letsel‑ of levensge‐
vaar bij verkeerd omgegespte veiligheids‐
gordel
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei‐
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin‐
gen verwondingen veroorzaken.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
#
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding heb‐
ben.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de cor‐
recte stand van de bestuurdersstoel en het instel‐
len van de stoelen in acht nemen
(
pagina 62).
→
Om ervoor te zorgen dat de correct gedragen vei‐
ligheidsgordel zijn beschermingspotentieel kan
behalen, moet elke inzittende de volgende aanwij‐
zingen in acht nemen:
De veiligheidsgordel moet strak en niet ver‐
R
draaid tegen het lichaam aan liggen.
De veiligheidsgordel moet over het midden
R
van de schouder en zo diep mogelijk tegen de
heup aan lopen.
De schoudergordel mag niet de hals raken en
R
ook niet onder de arm of achter de rug wor‐
den doorgevoerd.
Dikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een
R
winterjas.
De heupgordel indien mogelijk omlaag tegen
R
de heup aan drukken en met de schoudergor‐
del straktrekken. De heupgordel mag nooit
over buik of onderlichaam lopen.
De veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
R
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
De veiligheidsgordel altijd slechts voor één
R
persoon gebruiken. Nooit een baby of een
Veiligheid voor inzittenden
kind op de schoot van een inzittende meene‐
men.
Nooit voorwerpen samen met een persoon
R
vastgespen. Voor het beveiligen van voorwer‐
pen, bagage of lading altijd de aanwijzingen
met betrekking tot het beladen van de auto in
acht nemen (
pagina 75).
→
Eveneens controleren dat zich nooit voorwer‐
pen tussen een persoon en de zitting bevin‐
den, zoals een kussen.
Als een kind in de auto meerijdt, ook altijd de
aanwijzingen en veiligheidsaanwijzingen bij "Kin‐
deren in de auto" in acht nemen
" (
pagina 33).
→
Beperking van het beschermingspotentieel
van de veiligheidsgordel
& WAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Als de rugleuning niet nagenoeg rechtop
staat, biedt de veiligheidsgordel niet meer de
bedoelde beschermende werking.
In dit geval kunt u bij een remmanoeuvre of
een ongeval onder de veiligheidsgordel door‐
glijden en daarbij bijvoorbeeld letsel aan het
onderlichaam of de hals oplopen.
De stoel voor aanvang van de rit correct
#
instellen.
Altijd erop letten dat de rugleuning bijna
#
rechtop staat en dat de schoudergordel
over het midden van de schouder loopt.
& WAARSCHUWING Letsel‑ of levensge‐
vaar zonder aanvullend veiligheidssys‐
teem voor kleine personen
Personen kleiner dan 1,50 m kunnen de vei‐
ligheidsgordel niet zonder geschikte aanvul‐
lende veiligheidssystemen correct omgespen.
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen. Bovendien kan een verkeerd
omgegespte veiligheidsgordel bijvoorbeeld bij
een ongeval, remmanoeuvres of abrupte rich‐
tingswijzigingen verwondingen veroorzaken.
Personen kleiner dan 1,50 m altijd in
#
speciaal voor hen geschikte aanvullende
veiligheidssystemen beveiligen.
29